maandag 28 maart 2011

Vet of vaag?


“Mam, zo ging je toch niet echt naar school, hè?” informeert mijn dochter bezorgd tussen de lachsalvo’s door. We bekijken wat foto’s uit mijn middelbare schooltijd. Op de foto staat een vrolijk poserende tiener met een hoog model spijkerbroek (ontlokt de eerste “brrrr”) met ballonpijpen (“vaag”), een kort kleurig jasje met schoudervullingen (“clownsjasje”) en blond gepermanent haar mét krulletjespony ( rolt van de bank). “In die tijd was dat anders helemaal in, hoor”, probeer ik nog. Maar ach, het is tegen dovemansoren gezegd. Hoe jong ik ook nog was op deze foto, voor haar oogt het geheel hopeloos ouderwets. En als ik heel eerlijk ben, flatteerde de outfit me ook niet bepaald. Toch weet ik nog precies hoe geweldig ik me toen voelde. De betreffende foto is genomen op een feestje. HIJ zou ook komen. Ik had mijn alleraller-leukste kleren aangetrokken, toevallig eens geen puistjes op onfortuinlijke plekjes en mijn haar zat ook nog eens precies zoals ik hoopte. Vol zelfvertrouwen bewoog ik me door het feestgedruis met HEM. In een clownsjasje.

Ik herinner me wel dat ik op dezelfde manier naar foto’s van mijn ouders keek. Mijn moeder in rechte mouwloze jurkjes met een lage taille en echte damesschoenen, mijn vader met een grote kuif en een donkere hoornen bril op. Ik lag tussen hen in op een mosgroene ( inmiddels verheven tot retro) bank; een blakende baby gehuld in roze plissé. Zo tuttig zou ik er nóóit uit gaan zien, nam ik me heilig voor, al puberend in mijn modieuze donkere spijkerbroek met witte bies. Maar inmiddels loop ik ook in ‘dat soort’ jurkjes en heb een repertoire aan damesschoenen in de kast staan. Zélfs enkele exemplaren die mijn dochters wel ‘vet’ vinden. Nou ja, voor een moeder dan.

Een doorgewinterde fashionista ben ik nooit geweest, meer de lightversion. Ik laat anderen altijd ruimschoots voorgaan, voor ik me aan een nieuwigheidje waag. De inhoud van mijn kledingkast bestaat uit een allegaartje aan kledingstukken die inzetbaar zijn voor alle gelegenheden en daarnaast hangt nog een handjevol gelegenheidskleding. De helft draag ik graag en regelmatig, de andere helft bestaat voornamelijk uit impulsaankopen die het op de pop in de winkel net iets leuker doen dan op mij. Het voordeel van wonen in een dorp is dat het dan toch nog lijkt of je redelijk modebewust bent. Het gros volgt nog later of gewoon helemaal niet. ‘Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’ is het dorpelingendevies. Heerlijk toch? Pas als ik me als provinciaaltje in de grote stad begeef, word ik me bewust van mijn net-niet-helemaal-meer-trendy-status.

Maar deze zomer ga ik menigeen verrassen; het hangt nog niet eens in de winkels en ik heb het al! Sterker nog…ik draag het al. Of eerlijk gezegd ; ik draag het nóg. Oké, misschien net een beetje anders dan de herziende versie, maar een kniesoor die daar op let. De broek met wijde pijpen gaat dit seizoen namelijk zijn langverwachte comeback beleven. Je weet wel, die broeken uit de jaren zeventig die vanaf de pijp wijd uitlopen. Bij mij is ie altijd favoriet gebleven. Dus eigenlijk loop ik al die jaren helemaal niet achter de modefeiten aan, maar juist voorop; nóg-net-niet-trendy. Hou mij in de gaten, ik ben een nog onontdekt stijlicoon!

maandag 21 maart 2011

Sexy camouflage


Onze lijven zijn grofweg in te delen in vier hoofdvormen; de appel, de peer, de plank en de zandloper. De appel en de peer winnen zienderogen aan terrein, de mensen worden gemiddeld steeds dikker en zwaarder. In de tijd van Rubens zou dat geen enkel probleem zijn, maar gerelateerd aan het huidige heersende schoonheidsideaal en aan de voortschrijdende gezondheidsinzichten streven we toch massaal naar ‘dat maatje minder’. In eerste instantie waren het vooral de vrouwen die zich langs de geldende esthetische lat legden, maar inmiddels komen ook mannen niet meer weg met 'mijn verzameld kapitaal' of ‘het afdakkie waaronder goed gereedschap hangt’. Natuurlijk weten we allemaal dat de weg naar een mooier en strakker figuur begint bij gedisciplineerd diëten en regelmatig sporten. Tenzij je er veel geld voor (over) hebt, dan kun je je te buiten gaan aan allerlei cosmetische ingrepen. Maar waarom zo moeilijk doen als het ook veel gemakkelijker kan? Er is namelijk een oplossing voorhanden die weinig tijd, geld en inspanning kost, maar wel direct het beoogde resultaat oplevert; het dragen van figuurcorrigerend ondergoed.

In de film Bridget Jones’ Diary kon je het al zien: Bridget schaamde zich er niet voor om corrigerend ondergoed te gebruiken. Nou ja, totdat haar lover er getuige van werd dan. Want ondanks het feit dat het gedragen wordt om een sexier uitstraling te creëren, heeft figuurcorrigerend ondergoed niet bepaald het imago sexy te zijn. Maar effectief is het wel. Er is inmiddels een levendige handel in corrigerende dwangbuizen; voor elk probleemgebied bestaat er wel een verhuller.

De buikmassa mag volgens de huidige esthetische richtlijnen geen blikvanger meer zijn, maar andere gebieden verdienen het juist weer om extra geaccentueerd te worden. Vrouwen dromen van een rank en slank postuur met een platte buik, mooie ronde billen en volle borsten. Er is van alles te koop voor dames om aan deze droom tegemoet te komen; afknellende hemden, taillebanden om alle vetjes in te snoeren, verhullende onderjurkjes, opvul- en push-up bh’s en liftende broekjes en panty’s. Twijfelzones worden al naar gelang de wensen adequaat platgedrukt of opgevuld.

Ook de mannen worden langzaam maar zeker over de streep getrokken tot de aanschaf van wat esthetische hulp- en oplapmiddelen. Favoriet zijn de T-shirts die bierbuikjes en lovehandles verhullen en zelfs de illusie van een indrukwekkende six-pack weten te scheppen. Daarnaast is er een lijn herenonderbroeken op de markt die verheffende dingen doet met het mannelijk lid en de bilpartij een flinke boost geeft. Zelfs de kleinst geschapen man met de grootste hangbillen kan op deze manier nog de suggestie wekken over strakke billen en een enorme lans te beschikken.

‘What you see’ is dus lang niet altijd meer ‘what you get’. Zolang het je leuke collega, betrokken buurvrouw of aardige vriend(in) betreft, is dat geen enkel punt. Maar bij een opwindende date+ kun je flink bedrogen uitkomen. Bijvoorbeeld doordat de man met de goddelijke sixpack in werkelijkheid uit een onepack with moobs blijkt te bestaan. Of doordat de aantrekkelijke slanke dame met stevige borstpartij, nadat ze zich in de badkamer laagsgewijs heeft ontdaan van haar sexappeal, deformeert tot een model zitzak. Nou ja, hoe dan ook, met de opkomst van de camouflagepakken is de verrassing op het moment suprême in ieder geval des te groter...........of kleiner.

maandag 14 maart 2011

Empathie voor daders


In het kader van de Boekenweek besprak Sanne Vogel afgelopen donderdag in DWDD het boek ’Als slachtoffers daders worden’ van Koos Groen. Ze vertelde veel compassie te voelen voor slachtoffers. Maar ze erkende ook een fascinatie voor het ‘waarom’ van de daders. Ze heeft medelijden met hen: ‘Je zou tenslotte maar zo zijn, dat je empathie zo gering is dat je anderen ‘dat’ aan kunt doen. Met als gevolg dat je door iedereen wordt verguisd en gehaat.’

Ze sloot daarbij aan bij het thema dat de laatste tijd steeds terugkeert in mijn gedachten; de goedheid en de slechtheid in de mens. Mijn mensbeeld gaat uit van het goede en de veerkracht van mensen. Wat niet wegneemt dat ik me ervan bewust ben dat er in elk mens naast het goede ook het kwade huist. Ook wat mijzelf betreft, maak ik me geen illusies. Doorgaans sta ik vrij zachtmoedig en weldenkend in het leven, zet echter het mes op de keel van mijn kinderen en ik sta niet voor mezelf in. Extreme omstandigheden kunnen het slechtste in ons boven halen. Volgens mij kan niemand voorspellen, hoe hij/zij in zo’n situatie zal handelen. Best een beangstigende gedachte. Maar de meeste misdaden gebeuren helemaal niet onder de druk van zulke extreme omstandigheden. Waarom dan wel?

Net als Sanne voel ik sterk de behoefte om ‘slechtheid’ te kunnen begrijpen. Niet om het te rechtvaardigen, maar om het te kunnen verklaren. Vaak genoeg vind ik een ‘plausibele’ verklaring in een onfortuinlijke combinatie van aanleg, keuzes en omgevingsfactoren. Traumatische jeugdervaringen, financiële malaise, verkeerde vrienden, psychische problemen en noem ze maar op. Daarnaast spelen groepsdynamieken een rol. Empathie is selectief en kan sterk gericht zijn op de groep waartoe iemand behoort, ook als die groep maatschappelijk gezien weinig goeds in de zin heeft.

Wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat misdadig gedrag ook een biologische oorsprong kan hebben. Veel criminelen blijken aantoonbare afwijkingen in de amygdala te hebben, het deel van de hersenen waar onze emoties zetelen. De hechting, de gewetensfunctie en het gevoel van empathie zijn onderontwikkeld wat kan leiden tot een antisociale persoonlijkheidsstoornis( ASP). Neem nou Joran van der Sloot. Hij is gevaarlijk en heeft gruwelijke moorden gepleegd. Ik vraag me oprecht af of hij ooit het vermogen heeft gehad een scheidslijn aan te brengen tussen goed en kwaad. Was hij in staat tot het maken van andere keuzes? Toch is het niet zo dat iedereen met deze biologische stoornis een criminele toekomst tegemoet gaat. Het is dus geen onomkeerbaar lot, maar ook hier blijkbaar een kwestie van onderkenning, gunstige omgevingsfactoren en/of een intrinsieke kracht en motivatie om niet de verkeerde kant op te gaan. Ook genetische aanleg is dus niet bepalend, maar wel een extra risicofactor.

Daarmee blijft de vraag staan of ieder mens onder alle omstandigheden het vermogen heeft om zelf te kiezen wat voor soort mens hij/zij wil zijn en dus altijd in staat is om het kwade in het goede om te buigen. Ik betwijfel het. Net zozeer als dat ik het betwijfel dat de weg naar het kwade een bewuste keuze is. Intellect speelt hierbij ook een rol. Om weloverwogen keuzes te kunnen maken moet je in staat zijn tot afwegen, reflecteren en het kunnen redeneren in termen van oorzaak en gevolg. De een is beter dan de ander in staat om drogredeneringen te doorzien die kunnen leiden tot slechte daden. Dat is een stukje aanleg, maar ook weer afhankelijk van ontwikkeling, dus omgevingsfactoren.

Stukje bij beetje kom ik er achter waarom ik naar verklaringen voor misdadig gedrag zoek. Ik kan blijkbaar niet accepteren dat er mensen bestaan die zonder aanleiding bewust slechtheid naleven. Ik houd met het verklaren dus eigenlijk mijn mensbeeld kloppend door te blijven stellen dat de mens wel goed is, maar dat omstandigheden ertoe kunnen leiden dat iemand tot criminele activiteiten komt. Dat ze als slachtoffer van de omstandigheden tot dader zijn geworden. Natuurlijk veroordeel ik zeker hun daden, maar tegelijkertijd betreur ik het ook dat hun leven zo verlopen is.

Dat roept tegelijkertijd de vraag op of mijn mensbeeld dan wel een reële is. Bij ieder mens zijn er allerlei factoren werkzaam die tot slechte daden kunnen leiden. Iedereen is uiteindelijk de speelbal is van zijn eigen aanleg, omstandigheden of een combinatie van beide. Het doorslaan van de weegschaal naar goed of kwaad is van veel factoren afhankelijk. Het is dus eigenlijk vooral een kwestie van voorkeur of je uitgaat van een mens die in wezen goed is of juist eerder tot het kwade geneigd is. Ik blijf bij mijn uitgangspunt dat de grondhouding van mensen, de basis, goed is. En dat het slechte, de keerzijde, een verklaring behoeft. En niet andersom.

maandag 7 maart 2011

Eerste liefde


Er zijn twee dingen die vrouwen nooit meer vergeten; hun bevalling(en) en hun eerste liefde. Tot in de details hebben ze deze ervaringen voorgoed in hun geheugen geprent en in hun hart gesloten. Maak je geen zorgen, met mijn bevallingen zal ik niemand belasten. Maar mijn eerste liefde….dat is een ander verhaal. Een verhaal om te vertellen, zodat het nooit verloren gaat.

Het was zomervakantie, de lagere school lag net een paar weken achter mij, de middelbare school nog als onbekend terrein voor mij. Op het gebied van jongens was ik een groentje. Natuurlijk had ik wel eens verkering gehad. Dan kreeg ik een briefje toegeworpen of ik ‘met hem’ wilde en dan gooide ik weer een briefje terug met ‘oké’, en dat was het dan. Totdat er weer een briefwisseling volgde dat het ‘uit’ was. Dat vond ik dan ook oké. En ik had ook heus wel eens houterig geschuifeld met jongens op muziek van de Commodores. Maar dat mocht allemaal geen naam hebben. Het viel totaal in het niet bij wat ik die zomer beleefde. De zomer met Antonio.

Na een hete middag op het Spaanse strand was ik met mijn net verworven vakantievriendinnen op zoek naar wat verkoeling. We besloten een ijsje te gaan kopen. Bij hem. De andere meisjes hadden hem namelijk allang gespot. Die mooie Spaanse ijsverkoper met zijn atletische lichaam en zwart krullend haar. Giechelig deden wij onze bestelling. Toen hij ons de ijsjes overhandigde, bleek het mijne aanzienlijk groter te zijn dan die van de anderen. Een vergissing bij het bestellen, dacht ik nog. Maar ook de dagen daarna maakte hij voor mij alleen steeds bijzondere ijsjes. Ik was tot weinig anders in staat dan blozend ‘gracias’ te stamelen. Om vervolgens geen hap meer door mijn keel te krijgen.

De ijskar oefende een steeds grotere aantrekkingskracht op mij uit. Mijn actieradius begon zich te beperken tot ‘het pleintje’. Ik probeerde de schijn te wekken dat ik achteloos en toevallig wat in de buurt liep, maar hij wist natuurlijk wel beter. Toen onze blikken elkaar kruisten, gaf hij me een knipoog en klakte even met zijn tong. Hij zag mij. Na wat geflirt over en weer,kwam hij naar me toe om een praatje te maken. Nou ja, praatje. ‘Me Antonio, you…?’, was gezien de taalbarrière het hoogst haalbare. Hij pakte mijn hand en nam me mee naar het strand. Daar nam hij mijn gezicht tussen zijn handen en kuste me. Een echte kus. Een tongzoen, verzekerden mijn ervaren vakantievriendinnen me later.

Antonio bleek al 15 jaar te zijn en een ware romanticus. Zodra hij klaar was met zijn werk, spraken we af op het strand. We communiceerden in schoolengels en via geïmproviseerde gebarentaal. Maar we hadden weinig woorden nodig; we zoenden, lachten en tastten wat af. In vissersbootjes, langs de zee, bij de ondergaande zon, in strandtentjes, onder de sterrenhemel. Mijn wereld bestond alleen nog maar uit Antonio en ik wenste dat het voor altijd zo kon blijven.

Maar helaas kwam toch het moment dat ik afscheid van hem moest nemen. Aan de vooravond van mijn vertrek gaf hij me een rode roos en een klein, door hem van krantenpapier gevouwen, kraanvogeltje. En een afscheidskus natuurlijk, een echte . Hoe moest dat nu verder met al die aangewakkerde en stuurloze vlinders en hormonen in mijn lijf? Ik zwolg in verdriet en verlangen.

Zomer ’79. De zomer van mijn eerste echte liefde. Maar ook de zomer van mijn eerste echte liefdesverdriet.