zondag 18 november 2012

Boven het maaiveld

In Volkskrant Magazine van afgelopen zaterdag interviewt Arjen Lubach Carice van Houten. In het interview vertelt Carice openhartig over het spanningsveld dat zij ervaart tussen roem en eenzaamheid. Ze voelt zich bij regelmaat eenzaam, een loner. ’Mensen denken mij te kennen. Ze kijken naar mij en denken: dat is Carice, dit is wat zij is. Maar die mensen weten helemaal geen zak! Mensen vullen maar in, mensen projecteren er maar op los. Ze weten niets. Het houdt gewoon op, het denkt niet door, het vraagt zich niet af”.


Ik vond het herkenbaar wat ze vertelde. En toch ken ik niet de roem zoals zij die kent. Ik denk ook niet dat het Is voorbehouden aan celebraties. Ik denk namelijk dat het dualisme tussen willen excelleren aan de ene kant en het onderdeel willen zijn van het ‘veilige’ maaiveld aan de andere kant in ons allemaal huist. Een oerdrift die maakt dat wij mensen ergens in willen uitblinken of opvallen en daar erkenning en herkenning voor zoeken. Excelleren in onze kwaliteit. Daarmee boven het maaiveld uitsteken, dat geeft ons het ultieme gevoel van voldoening. Maar we willen ons ook op z’n tijd kunnen terugtrekken in de anonimiteit. Want naast onze sterke punten, kennen we ook echt wel onze zwaktes. En die hoeven we nu eenmaal niet zo nodig overal te etaleren.

Hebben we niet allemaal ons eigen maaiveld? Dat zijn alle mensen die je ooit bent tegen gekomen, iedereen die jou of je naam ooit even op zijn netvlies kreeg. Die zich, hoe vluchtig ook, een beeld heeft gevormd van jou. Of eigenlijk, van een deeltje van jou. Vaak hebben we daar geen weet van en dus ook geen last of plezier van. Maar soms zijn we ons daar juist akelig van bewust. Dan hadden we dat beeld, net als Carice, heel graag wat willen oppoetsen. ‘Diegene zag alleen dat van mij, maar als hij/zij eens wist dat ik ook….’

Carice heeft gelijk als ze stelt dat we vooral niet de illusie moeten hebben dat we haar daadwerkelijk kennen. Maar dat geldt voor iedereen. Je naaste mensen kennen je waarschijnlijk heel goed als persoon, maar echt helemaal? Iedereen heeft zoveel verschillende kanten. Als moeder ben ik anders dan als vriendin, en dat varieert dan ook nog eens per dochter en per vriendin. Met mijn man praat ik anders dan wanneer ik zaken met mijn leidinggevende bespreek. Tijdens het leiden van een workshop heb ik een andere focus dan tijdens een collegiale borrel. Als ik tijdens een slapeloze nacht peins, heb ik andere overpeinzingen dan wanneer ik tijdens een belangrijk besluitmoment op een vergadering peins. Enzovoort. Ik ben het allemaal, maar niemand, behalve ikzelf, kent al deze variaties van mij.

De enige die jou echt kent, in alle diversiteit, dat ben en blijf je zelf. Wie je ook ontmoet, hoe close je ook met een ander bent, wat je ook doet of wat je ook meemaakt. Niemand kent jou zoals jij jezelf kent. En niemand kent of ziet meer van jou dan je zelf bereid bent prijs te geven. Dit klinkt heel individualistisch. Carice noemt het haar eenzaamheid. Maar zijn we in feite niet allemaal ‘loners’? En juist dat gegeven voedt onze belangrijkste drijfveer, die van onze zoektocht naar erkenning en herkenning. De zoektocht naar de ander.

donderdag 1 november 2012

Meneer Bernlef, er wordt op u gewacht!

April 2012, Het Geen Daden maar Woordenfestival in Den Bosch.

Bij de ingang van de zaal, waar Bernlef zo zal voordragen uit eigen werk, stroomt het vol mensen. Jong en oud. De deur is nog gesloten. Bernlef zelf zit buiten, op hetzelfde terras als waar ik mijn drankje drink. In zijn ene hand een flesje bier, in zijn andere hand een sigaret. Voor hem liggen wat boekjes met briefjes ertussen. Hij kijkt rustig om zich heen. Als mijn blik de zijne kruist, groet hij vriendelijk. De deur van de zaal gaat open. De mensen drommen naar binnen om een goed plekje te bemachtigen. Al deze drukte lijkt Bernlef volledig te ontgaan. Totdat een meisje van de organisatie hem in de gaten krijgt, ze snelt naar hem toe en zegt; “Meneer Bernlef, er wordt op u gewacht!” Bernlef kijkt op. “O”, zegt hij. “Dan zal ik maar met u meegaan”. Hij maakt zijn sigaret rustig uit in de asbak en pakt zijn bundeltjes en flesje bier en staat op.

Het is vrij rumoerig in de zaal. Als Bernlef het podium betreedt, begint iedereen te klappen. Het applaus duurt lang; een eerbetoon, zonder dat hij nog maar een woord heeft gezegd. Voor alles waar hij voor staat. Bernlef bedankt even en begint. “Ik zal een paar gedichten voordragen”, zegt hij, “Maar ik zal er ook wat bij vertellen”. En zo vertelt hij over het lintdorp waar hij als kind opgroeide. Aan de linkerkant van de weg waren de Roomse winkels, aan de rechterkant de Gereformeerde winkels. Hij werd er voor een boodschapje op uit gestuurd; tomaten. Helaas waren de tomaten bij de Gereformeerde groentewinkel op, dus liep hij naar de overkant. Zo kwam hij thuis met tomaten verpakt in een Roomse krant. Die tomaten werden bij hem thuis dus niet gegeten.

En over toen hij een lange tijd ziek was, hij had een longontsteking, en mocht niet naar school. Hij verveelde zich. De bovenbuurvrouw, waar zijn ouders geen contact mee hadden omdat zij ‘van het kruisje’ was, bracht hem op een dag wat leesboekjes. Leesboekjes vol kleurige en prachtige plaatjes; bidprentjes. Zoiets moois had hij nog nooit gezien. Hij verslond de boekjes en streelde de plaatjes. Op een avond, tijdens het eten, deelde hij serieus mee dat hij besloten had voortaan “Katholiek” te zijn. Hij had zijn ouders nog nooit zo kwaad meegemaakt.

En zo vertelt hij verhaal na verhaal. Anekdote na anekdote. Gedicht na gedicht. Iedereen luistert ademloos. Maar ook bezorgd. Want Bernlef moet zijn voordracht regelmatig onderbreken door hevige hoestbuien, die hem de adem ontnemen. Van alle kanten wordt hem water aangeboden, maar hij stilt zijn hoest met bier. Zodra hij weer genoeg adem heeft, neemt hij moeiteloos de draad van zijn voordracht weer op. Tot de volgende hoestbui.

Iedereen die er die avond bij was, vreesde het eigenlijk al, de 100 zou hij niet gaan halen. En waarschijnlijk wist hij dat. Maar hij wás er en liet een onuitwisbare indruk achter. Toen hij het podium afliep, klapten we tot we niet meer konden. Bernlef zelf zat waarschijnlijk allang weer op het terras. “Al die poespas”. Tja, “meneer Bernlef”, wat een talentvolle, veelzijdige, aimabele en bijzondere man. En wat mogen we dankbaar zijn voor al het moois dat hij voor ons achterliet.


Oktober 2012, Bernlef overleden in Amsterdam, na een kort ziekbed.