maandag 27 december 2010

De vrouw van 27,5 miljoen


Stoppen met roken is lucratief. Ik kan het je aanraden. Je houdt er, naast een frisse adem, geld aan over. Niet dat ik daar veel van merk, maar inmiddels heb ik toch al zo’n 60 euro niet uitgegeven aan sigaretten. Verdiend dus eigenlijk. Want volgens de antirookgoeroes moet je jezelf vooral regelmatig belonen voor deze geweldige daad. Ik ben het volledig met ze eens. Daarom ga ik eens flink de bloemetjes buiten zetten van mijn ‘winst’. Alhoewel het nu natuurlijk nog geen vetpot is. Daar kan ik wat aan doen, bijvoorbeeld door er twee oudejaarsloten voor te kopen, allebei met jackpot natuurlijk. Dan maak ik vier keer kans op 27,5 miljoen euro. Belastingvrij nog wel!

Stel je toch eens voor dat ik mij voortaan onder de multimiljonairs mag scharen. Het is nog niet voldoende voor een plaatsje onderaan de quote 500, maar daar zou ik op zich wel vrede mee kunnen hebben. Wat zou ik gaan doen met al dat geld? Het biedt opeens veel mogelijkheden. Alle deprimerende offertes voor de vervanging van de inmiddels rottende kozijnen schuif ik subiet aan de kant. Ik koop gewoon een heel nieuw huis. De auto is na 14 jaar trouwe dienst ook hard aan vervanging toe. Ach, een schijntje van mijn kapitaal. Een lange reis maken door landen waar ik nu alleen nog maar van kan dromen. Met vriendinnen onbeperkt shoppen in Parijs en Milaan. Schenken aan wat goede doelen en aan mensen die het goed kunnen gebruiken. En dan is het nóg lang niet op. Zo’n bedrag is haast niet te bevatten. Aan nullen was ik inmiddels wel gewend, maar niet van dit kaliber.

Ik kan me vandaag niet aan de indruk onttrekken dat de Staatsloterij mij overal probeert te verleiden tot het wagen van een gokje; op de radio, op tv, op grote reclameborden en met hinderlijke pop ups op mijn beeldschermscherm. En ik moet nog snel zijn ook, want op=op. Dat zal me toch niet gebeuren. Ik maak best een redelijke kans. Het is fifty-fifty; ik win het wel of ik win het niet. En dat vier keer!

Toch twijfel ik nog. Doorgaans ben ik namelijk niet zo gelukkig in het spel. En na enig nadenken heb ik inmiddels moeten concluderen dat ik me mijn gelukskansen iets te rooskeurig heb voorgerekend. Vooral omdat ik ze moet delen met heel veel mensen die in deze financiële woelige tijden hun geluk willen beproeven. De overheid pikt ook nog eens een aardig graantje mee door mee te spelen met de overgebleven loten. Daarmee hebben ze met elkaar opeens mijn winkans op de klapper gereduceerd tot één op een miljoen! Keer vier. Dat dan weer wel.

Wat als ik niets win? Straks is mijn teleurstelling zo groot, dat ik per direct weer ga roken. Dat is dubbel verlies. Of wat als het een val is? Een beproeving? Dat het verslavende karakter van deze onschuldig ogende loterij zich ongevraagd in alle hevigheid aan mij openbaart. Dan val ik van de regen in de drup. Enige verslavingsgevoeligheid is mij tenslotte niet vreemd. Ik waag me er maar niet aan. Nu nog een goede bestemming vinden voor mijn 60 euro. Misschien een grote fles lekkere champagne…of twee?

maandag 20 december 2010

De column van het jaar


Het is bijna weer zo ver. Het einde van het jaar is in zicht. Sterker nog, binnenkort sluiten we een heel decennium af. Hét moment bij uitstek om mijn goede voornemens publiekelijk uit te spreken. Ik kan er dus maar beter van tevoren goed over na hebben gedacht. Ik hoef me gelukkig niet te lang te verdiepen in de gangbare voornemens. Ik rook niet meer, heb mijn drinkgedrag redelijk onder controle, eet bij voorkeur gezond, ben actief en hoef ook niet zo nodig af te vallen. Het vergt dus het wat betere denkwerk om met een goed verhaal te komen. Natuurlijk heb ik wat minder fraaie gewoontes, maar ze zitten me niet zodanig in de weg dat ik er energie in wil steken om ze te veranderen. En iets afleren waar je eigenlijk best van geniet, vind ik nogal zinloos. Daar word ik vooral chagrijnig van.

Ik zocht dus naar een voornemen waar ik blij van word en ik ben er uit. Ik wil bovenaan een lijstje komen. Niet zomaar een lijstje, maar op een van de ‘ de 25 meest leuke-mooie-bijzondere-en-ga-zo-nog-maar-even-door’ lijstjes. BN’ers oogsten in de decembermaand volop fraaie titels als ’meest sexy vegetatiër’, ‘opmerkelijkste dikkertje’, ‘irritantste televisiepersoonlijkheid’ en ‘best/slechtst geklede man/vrouw’. Inmiddels is deze eer niet eens meer alleen aan BN’ers voorbehouden. Je kunt bijvoorbeeld ook gewoon de toiletjuffrouw van het jaar worden. Ik wil met zo’n eervolle vermelding het nieuwe decennium te betreden.

Na even googlen kom ik op een site met de meest (on-)denkbare lijstjes. Hier moet ik mijn gram toch wel kunnen halen, zou je denken. Eigenlijk is het natuurlijk de bedoeling dat een ander je nomineert, maar omdat iedereen het laat afweten ga ik zelf maar aan de slag. Ik begin maar eens met weg te strepen wat ik in ieder geval niet ben en van lijstjes waarop ik niet wens voor te komen. Er blijft een aanzienlijk geslonken rijtje kwalificaties over. En dan begint het proces van wikken en wegen. Mannen schijnen hier overigens veel beter in te zijn. Zij zijn namelijk niet behept met belemmerende eigenschappen als bescheidenheid en realiteitszin.

Ik ben best leuk thuis, maar de leukste? Ik ben niet superslank, maar ook weer niet dik. Niet bijzonder klein of groot; kan lekker koken, maar nooit met de sterren. Ik durf best wat, maar ben niet de Nederlands grootste waaghals; ik ben niet meelijwekkend arm, maar sta ook nog niet eens in de Quote 50.000. Ik heb misschien wel een paar rare hobby’s, maar echt bizar kan je ze niet noemen. Ik ben niet brildragend, dus de trofee voor de kekste bril of de dikste glazen aller tijden gaat ook aan mij voorbij. Ik draag niet het kortste rokje en/of de hoogste hakken, ik twitter maar mondjesmaat en kom te weinig in de P.C. Hooftstraat om daar met de missverkiezing van het jaar mee te mogen doen.

Tja, het is een zware dobber, maar ik denk dat ik mijn voornemen nu al moet bijstellen. Als slordigste exemplaar van alle Midden-Nederlandse midlife-vrouwen die in hun straat op nummer 18 wonen, in het bezit zijn van een Miele wasautomaat en een auto van minstens 14 jaar oud, wil ik liever niet bekend staan. Ik ben blijkbaar gewoon een natuurlijke middenmoter. Niet bepaald spectaculair. Alhoewel, misschien ben ik wel dé meest middelmatige vrouw van het jaar! En ik heb me laten vertellen dat een middelmatig mens altijd op zijn best is. Wow, wat een mooie onderscheiding.

maandag 13 december 2010

Lekkere vieze slipjes


Een zijden onderbroek Van Napoleon, gedragen tijdens zijn ballingschap op Sint Helena, is onlangs geveild voor 31.250 euro. Het roept bij mij gelijk de vraag op hoe gelukkig de gelukkige eigenaar nu is. Wat zou hij ermee gaan doen? Inlijsten? In zijn bed of zijn bureaula leggen om er elke dag even naar te kijken of aan te ruiken? Met een beetje geluk zit er nog wel een antiek remspoortje op. Alhoewel de zijde naar alle waarschijnlijk al wel in staat van ontbinding verkeert, brengt deze onderbroek meer op dan mijn hele inboedel bij elkaar.

Eerder bracht de Koninklijke slip van Queen Victoria 6.200 euro op en binnenkort kunnen we ons verheugen op het feit dat ook het slipje van Queen Elizabeth II onder de hamer gaat. Mijn financiën zijn helaas bij lange na niet toereikend genoeg om mijn nieuwsgierigheid te kunnen bevredigen. Ik vermoed dat we in dit geval niet van een slipje moeten spreken, maar van een degelijke comfortabele onderbroek. Met pijpjes. Smetteloos wit en opgesmukt met keurige kantjes en roesjes. Maar je weet maar nooit. Wie weet betreft het wel een rood satijnen niemendalletje. Met een gouden geborduurd kroontje op de juiste plek. Want het is en blijft een koninklijk broekje natuurlijk.

De inmiddels bejaarde Tom Jones raakt nog steeds in extase door wellustig aan damesslipjes te ruiken die hem tijdens optredens worden toegeworpen. Gedragen damesslipjes wel te verstaan. Elk slipje vertelt namelijk een verhaal. Het verhaal van de draagster. En dat schijnt bijzonder opwindend te zijn. Voor de liefhebbers dan. Een rijke schakering aan geuren en indrukken zetten alle zintuigen op scherp. Snuffelen aan donkergele substanties,liefst verrijkt met nog wat vers vocht, brengt de slipjesfetisjist in een gelukzalige vervoering. Als een gediplomeerd wijnkenner weet hij fruitig, rijp en vol te onderscheiden.

Ik heb inmiddels een wasmand vol gemiste kansen liggen. Voor kapitalen ligt daar te wachten op een devaluerende wasbeurt. Eigenlijk maakte ik me tot voor kort vooral druk over hoe ik al die aangekoekte onfortuinlijkheden ooit weer schoon kon krijgen. In termen van Biotex en Vanish. Maar nu begin ik toch ernstig te twijfelen. Waarom al die noeste arbeid, als het in bevlekte gedaante geld op kan brengen? Op internet is zelfs een levendige handel gaande in gedragen slipjes. Op verzoek wil de lieftallige ex-draagster, dragers zijn nog danig in de minderheid,daar ook gerust haar blaas over legen. Dat is namelijk de ultieme delicatesse voor de plasseksbeoefenaar.

Zo tegen de kerst is het misschien zelfs wel een origineel cadeau voor onder de boom. Ik heb ze in alle soorten en maten in de aanbieding. Sportieve onderbroeken met transpiratiearoma, degelijke boxers met wat werkstress-urinesporen en kanten niemendalletjes met een onbetamelijke rijke melange. Voor de liefhebbers van bruintinten offer ik me op door wat bruinenbonenmaaltijden te nuttigen, voor de snot-,bloed- en/of kwijlfans heb ik ook nog wel wat smeuïge verrassingen in petto.

Natuurlijk zijn er wel kosten aan verbonden. Naast verzend- en onkostenvergoeding wil ik er een schoon slipje voor terug, bij voorkeur een Marlies Dekkers. Zie het als een kansrijke belegging. Ik sta namelijk op het punt om door te breken als groot schrijver. Mijn literaire juweeltje is bijna voltooid. En dan heb je ‘m toch maar mooi alvast in je assortiment; een originele Peets!

zondag 28 november 2010

Het rijpen van de nimf


Mijn verjaardag is altijd gerelateerd aan het Sinterklaasfeest. Zodra de beste man een voet zet op Nederlandse bodem, is het voor mij nog slechts een kwestie van dagen aftellen tot een nieuw levensjaar. De jaren dat ik daar reikhalzend naar uitkeek, liggen ruimschoots achter mij. Dit jaar word ik 44 jaar. Wat mij betreft mag de Goedheiligman me gerust een keertje overslaan.

Natuurlijk voel ik mij minstens 10 jaar jonger, ben ik blij met een goede gezondheid en een lijf dat nog niet geheel uitgezakt is tot model ‘zitzak’, maar toch… Zodra ik door een jonge nimf geadviseerd word crème te gaan gebruiken voor de RIJPERE huid, zijn de aardappels goed gaar. Dan begint het gesodemieter van camoufleren van leeftijdsadequaat verval en het heimelijk rouwen om vervlogen jeugdigheid. Als ik mijn ooit strakke lijf kritisch in de spiegel bekijk, zie ik langzaam maar zeker rubensachtige massa’s ontstaan. Alarmbellen beginnen te rinkelen zodra ik allerlei feiten en afspraken dreig te vergeten. Er is geen ontkomen meer aan, ik word echt ouder!

Wanneer ik echter mijn ongemakken en ongenoegen uitspreek, attenderen mijn meelevende soortgenoten mij er nog even fijntjes op dat dit nog maar het begin is. Er staat mij op korte termijn namelijk minimaal nog de menopauze, urineverlies, haaruitval en botontkalking te wachten. Ik kijk er al reikhalzend naar uit. Toch is uit wetenschappelijk onderzoek (the English Longitudinal Study of Ageing) gebleken dat, naarmate de leeftijd vordert, vrouwen een stuk gelukkiger en optimistischer zijn dan mannen en dat ze ook een betere levenskwaliteit hebben. Hoe serieus zijn de bevindingen uit een dergelijk onderzoek te nemen?

Zou het dan werkelijk waar zijn dat de ouderwordende vrouw aan terrein wint in deze men’s World, waarin schoonheid met jeugd rijmt? Komt ze ermee weg als ze zich niet zomaar willoos neerlegt bij het ouder worden? Is het mogelijk om als rijpere vrouw tegelijkertijd professioneel, invloedrijk en vrouwelijk te blijven? Kan een rijpere vrouw de jongere generaties bijhouden? Veel doen, veel kunnen en gezien worden. Red ze het met prioriteiten die in deze levensfase vooral persoonlijk groei zijn en van het leven genieten? Zijn alle goede voornemens genoeg om te leiden tot een daadwerkelijke positieve imagoverandering en een realistische beleving van het ouder worden?

Mwah, ik betwijfel het ten zeerste. Het lijkt mij eerlijk gezegd een wassen neus. Hoe ouder we worden, hoe meer we ons blijkbaar, tegen beter weten in, achter het cliché scharen dat echte schoonheid van binnen zit. 'Leeftijd maakt je schoonheid sprekender', zei Milan Kundera zelfs ooit. Of is dat alleen maar waar bij gebrek aan een alternatief?Als ik nu eens gewoon jong, fris en fruitig wens te blijven? Nee, dat kan gewoonweg niet. Ik kan hooguit de keuze maken voor de surrogaatopties. Ouder worden is een onomkeerbaar proces. There’s no way back. Wil ik over een poosje nog een beetje meedoen in deze maatschappij, dan zal ik het wel over een andere boeg moeten gooien. Mijn innerlijke schoonheid, wijsheid en ervaring in de strijd gaan gooien. ‘The looks’ hebben dan namelijk nog weinig overredingskracht. En dan moet ik er ook zelf nog in gaan geloven dat het allemaal zo geweldig is en dat ik me enorm gelukkig mag prijzen.

Gelukkig word ik nog maar 44 jaar. Ik heb me onlangs laten vertellen dat 44 is een meester-getal is en in de esoterische numerologie staat dat voor grote kracht, schoonheid en succes. Eigenlijk ben ik dus gewoon een jonkie. Nog lang niet ‘rijp’, o.i.d. Nog tijd genoeg om te wennen aan de struisvogelpolitiek van de echte oudjes. Of is dat al struisvogelpolitiek?

zondag 21 november 2010

Wat een gezeur!


Notoire klagers, beroepsmopperaars en onvermoeibare vermoeiende zeurpieten. Ik herken ze inmiddels al uit duizenden aan hun ontevreden gelaatsuitdrukking, maar ook aan het soort vragen die ze stellen.
‘Hoe was jullie vakantie, ook Frankrijk was het geloof ik, hè?’
‘Heerlijk, we hebben echt genoten’.
‘Was het nog een beetje weer?’
‘Net zoals hier, wel lekker dus.’
‘Okeeeee.’ (denkt er het zijne van) ‘Veel files zeker onderweg?’
‘Viel gelukkig mee, de gebruikelijke, rond Parijs.’
‘Mmmmm…., en de camping, druk zeker?’
‘Het was een heel mooi plekje, tussen de bergen. Klein maar fijn.’
En dan komt de klager met zijn laatste troef; ‘En het sanitair?’
Als dat ook nog in orde blijkt te zijn stokt het gesprek even. Om eerlijk te zijn heb ik dan erg weinig trek om de wedervraag te stellen over hoe hun vakantie was. Maar dat hoeft ook niet. Ongevraagd doet hij zijn treurige relaas; Hotel de la Gare bleek, hoe verrassend, aan een station te liggen waar boemeltreintjes af en aan reden, het Franse eten bleek tot overmaat van ramp inderdaad Frans en haalde het niet bij de pakjesmaaltijden thuis, de uitstapjes waren vooral saai, heet en vermoeiend en de medereisgenoten zaten niet echt op hun gezelschap te wachten. En dúúr alles daar. Blij dat ie weer thuis is. Vakantie is namelijk horror voor klagers, maar daar uitgebreid verslag van uit kunnen brengen aan een ieder die het niet horen wil, is puur genot. Mijn lichaam zet zich schrap; vluchten of vechten?

Waar een klein land al niet groot in kan zijn. Statistisch gezien behoort onze natie tot een van de gelukkigste landen ter wereld, maar dat belet velen van ons niet om over van alles te klagen en zeuren. Aan onderwerpen geen gebrek; het weer, de politiek, onze relatie, het meisje achter de kassa en ga zo maar door. Met zeuren en klagen kun je ongebreideld uitdrukking geven aan je gevoelens van ongenoegen en ontevredenheid. Eigenlijk is het heel kinderachtig gedrag. Als kind leren we dat zeuren effectief is. Een baby die jammert om een warme fles, krijgt als beloning inderdaad waar hij om vraagt. Jonge kinderen leren dat lang genoeg dreinen hen geen windeieren legt. Maar uiteindelijk zouden we dit, bij het volwassen worden, achter ons moeten laten. Dan zijn we immers capabel ons leven naar tevredenheid in te richten. Maar niets is minder waar; het wordt juist alleen maar erger en hardnekkiger. Volwassenen zeuren niet meer zozeer over dingen die ze willen hebben, maar des te meer over anderen; de weergoden die hen altijd kwaadgezind zijn, de politieke malaise die juist voor hen weer zo negatief uitpakt, de partner die hen nooit eens gewoon begrijpt of het meisje achter de kassa dat altijd net haar kassa sluit als zij met hun volle kar vooraan staan. Ze klagen en zeuren zichzelf vol overgave de slachtofferrol in.

Waar je ook komt wordt onverminderd geklaagd; Het is een geliefde sociale bezigheid. Ergens samen over kunnen zeuren schept blijkbaar een band. Als ‘brothers in arms’ wordt het gedeelde leed bevestigd, vergroot en gedramatiseerd. Ik voel me nooit erg senang in zo’n gezelschap. Vaak word je ongewenst betrokken in hun uitingen van malaise. Je moet van goede huize komen, wil je succesvol de aandacht kunnen afleiden van het gewraakte onderwerp van gesprek. Ik probeer wel eens met inbreng van wat humor en luchtigheid het tij te keren, maar het is als fietsen met windkracht 10 tegen. Ze vinden het namelijk gewoon lekker om ongegeneerd hun gal te spuwen, ongeacht of ze met hun negativiteit de sfeer voor anderen verpesten.

Herman Koch en de zijnen varen wel bij het gezever van hun landgenoten. In hun programma Jiskefet, weten ze de klager regelmatig een spiegel voor te houden. Ze hoeven niet eens erg te overdrijven. Ook Peter van Straaten houdt er ook een goed gevulde boterham aan over. Een lucratief feest der herkenning in een moppercultuur. Op zich ben ik best grappig, maar zo grappig nu ook weer niet. Hoe kan ik dan toch duidelijk maken dat ik geen behoefte heb aan een aanstaande klaagsessie? Zeker als het bekenden betreft, is dat heel lastig. Ze vinden je dan namelijk al snel… een zeikerd. Mijn buurman klust graag buiten en is inmiddels een vaste stop geworden voor klaagminnende buurtbewoners om even hun verhaal te doen. Hij reageert altijd met dezelfde oneliners; ’Ach, het hoort er allemaal bij, hè’ en’ Moet ook gebeuren’. Ondertussen gaat hij onverstoorbaar verder met zijn bezigheden.

Ik heb er eens over nagedacht en een veel effectievere repliek gevonden dan alleen maar proberen de boel een beetje te nuanceren. Want het klaaggedrag wint nog steeds aan terrein. Het verspreid zich als een agressieve virus. Leefsfeerbedreigend. Voor ik het weet ben ik er zelf ook mee besmet. Sterker nog, met de op handen zijnde politieke bezuinigingsmanoeuvres dreigt er zelfs een nationale epidemie uit te breken! Uit voorzorg pleit ik daarom voor een landelijk zeurembargo. Alle notoire klagers het land uit. Het lost gelijk een heleboel andere problemen op als werkeloosheid, woningnood, files en lange wachttijden. Scheelt een hoop gezeur.

maandag 15 november 2010

Getuigen van God


Als ik mijn boodschappen uit de auto sta te laden zie ik ze verderop in de straat lopen; een grijs geklede man met een evenzo kleurloze vrouw aan zijn zijde, beiden in het bezit van een zwarte aktetas. Dit zijn onmiskenbaar Jehova's Getuigen. Voor de zoveelste keer. Ik woon blijkbaar in een wijk waar ze hun zinnen op hebben gezet. Óf ze hebben nog hoop voor de wijkbewoners, óf we zijn eigenlijk al zo opgeven waardoor de dienders die het lukt om ons nog te bekeren extra punten kunnen scoren om bij de uitverkorenen te mogen horen. Want daar is het uiteindelijk allemaal om te doen. Ik ben in ieder geval blij dat ik ze net ben misgelopen.

Iets te vroeg gejuicht. De bel gaat en ze staan alsnog voor mijn deur. Ze stellen zich netjes voor en hij begint over een boodschap van God terwijl zij alvast een Wachttoren en een Ontwaakt te voorschijn haalt. Ik onderdruk een flauwe opmerking dat ik net mijn boodschappen binnen heb. Het is tenslotte vandaag de internationale dag van de verdraagzaamheid, dus ik neem me voor dit geestdriftige tweetal in ieder geval beleefd te woord te staan. ‘U bent bekend met de Bijbel?’ begint de man. Ik knik. ‘Bent u een Gristen?’ Alleen al zijn zeverige stem doet mij spontaan verstrakken. Ik heb nu al spijt dat ik me toch niet achter de bank heb verstopt. ‘Zoiets', mompel ik maar vaag. Mijn wantrouwen en scepsis kunnen hem niet ontgaan zijn, maar toch gaat hij onverstoorbaar door. ‘U kijkt vast wel eens naar het Journaal en leest misschien de krant, dus dan weet u ook dat het momenteel een grote bende is in de wereld: overal oorlog, honger en ellende. Dit zijn signalen van God; Hij wil hiermee zeggen dat het einde der tijden nabij is.' De vrouw naast hem knikt zorgelijk en wacht vervolgens geduldig af wanneer het signaal van de man komt dat ze mij de Wachttoren kan aanreiken. Ze vervult hiermee haar taak op aarde; een goede helpster zijn voor haar man. Helaas voor haar komt het niet zover, want ik laat vriendelijk doch duidelijk weten dat ik verder geen interesse heb. Gelukkig heb ik nette Getuigen van Jehovah getroffen. Geen voet tussen de deur, ze dringen zelfs niet verder aan maar wensen me nog een prettige dag. Ik wens hen hetzelfde en vervolgens gaan ze weer op pad om het evangelie bij andere deuren te prediken.

Ik pak de klus weer op waar ik mee bezig was, het uitpakken van de boodschappen. Net iets te hard zet ik een pak hagelslag in de kast, waardoor er aan de andere kant van alles uitvalt. Hun bezoek heeft blijkbaar toch iets in mij geraakt, ik merk dat ik opstandig ben. Niet zozeer om dit tweetal, maar wel om waar ze voor staan. Alles aan deze hiërarchisch geleide religieuze, haast fundamentalistische, beweging staat me tegen. Neem nou deze vrouw, zou ze zich ooit vrijwillig aangesloten hebben, wetende dat haar levensvervulling er slechts uit zou gaan bestaan haar man dagelijks te behagen en te gehoorzamen? Ik kan me er niets bij voorstellen. Waarschijnlijk is ze gewoon in deze omgeving opgegroeid. Groot geworden binnen een netwerk waar alles draait om het strikt naleven van geboden en waar vooral de angst regeert. Bijvoorbeeld de angst om uitgesloten te worden.

Natuurlijk had ze er op latere leeftijd nog voor kunnen kiezen om zich ‘terug te trekken’, zoals ze dat zelf noemen. Maar dan staat haar dezelfde straf te wachten als de verstotelingen; ze zou geen contacten meer mogen onderhouden met haar nog wel belijdende gezin, familie en vrienden. Oftewel; op grond van een overeenkomst die je bent aangegaan (of eigenlijk hebt ondergaan) op minderjarige leeftijd, word je vervolgens als paria behandeld voor hang naar persoonlijke groei en ontwikkeling, het hebben van een andere kijk op het leven of het willen afzweren van je religie.

Zou ze wel eens heimelijk twijfelen, deze vrouw? Twijfelen aan het ingeprente denkbeeld dat het leven op aarde slechts een beproeving is waar je met onderdanigheid je vrijbrief moet verdienen om met slechts 144.000 anderen herboren te worden. Want met dit selecte gezelschap kan het echte leven pas beginnen. Als de wereld maar eenmaal is schoongeveegd van duivels gespuis zoals ik en jij. De enige overlevingskans die ik nog zou hebben, is me aansluiten. Maar ik heb niet de illusie dat het daar ook voor vrouwen zo paradijselijk zal worden. Ze krijgen tenslotte ook daar met hetzelfde type mannen van doen. De ergste onder hen waarschijnlijk. Ik moet er niet aan denken. Als je het dan hebt over het einde der tijden….

Mijn boosheid heb ik onbewust gebruikt als motor om het hele huis te stofzuigen, de kamer op te ruimen en de was op te hangen. Meer dan ik gepland had. Waar zo’n adrenalineshot al niet goed voor is. Een goed moment om de krant uitgebreid te lezen. Eens kijken wat vandaag nog meer mijn verdraagzaamheid verdient.

zondag 7 november 2010

De verwende prinses



Met haar bewering dat vrouwen in Nederland over het algemeen verwende prinsessen zijn, heeft Elma Drayer veel stof doen opwaaien onder de betreffende seksegenoten. Ze heeft kennelijk een gevoelige snaar geraakt. ‘Weet Elma eigenlijk wel hoe intensief het is om alle bordjes hoog te houden van werk, moederschap, het huishouden en ook nog eens een sociaal leven?’, vragen ze zich gepikeerd af. Ja, dat weet Elma heus wel. Maar de cijfers liegen er niet om. Slechts 46 procent van de vrouwen verdient meer dan de bijstandsnorm. Veel vrouwen zouden het dus financieel niet redden als ze geen man meer hadden die het grootste steentje bijdraagt. Ook deze cijfers liegen er niet om; één op de drie huwelijken strandt. En er zijn nog wel meer oorzaken te bedenken, waardoor het inkomen van de man opeens kan wegvallen.

Hoort bij het volwassen worden niet dat je op eigen benen kan staan? Zowel voor mannen als voor vrouwen. In mijn opvoeding heb ik meegekregen dat werken gewoon bij het leven hoort. En dat geef ik ook weer door aan mijn dochters. Ze weten niet beter dan dat je moeder kunt worden, met nog een heleboel erbij. Moederschap is namelijk geen baan. Ook werkende moeders zijn fulltime moeder. Maar met alleen moeder zijn , red je het niet in de maatschappij. En ook het runnen van het huishouden is geen baan. Het stelt trouwens ook beduidend minder voor dan regelmatig wordt beweerd. Vroeger kon je daar misschien nog een dagtaak aan hebben, maar door alle noviteiten is het inmiddels een fluitje van een cent.

Persoonlijk val ik niet onder de categorie vrouwen waar Elma op doelt. Ik kan mijn eigen broek ophouden. Maar juist daarom voel ik mij een verwende prinses. Ik heb drie leuke dochters, die optimistisch in het leven staan. Daarnaast heb ik een boeiende en afwisselende baan. En inderdaad; tussen de bedrijven door moeten er ook nog de nodige boodschappen gehaald worden, draaf ik soms als een razende sorbokwast door het huis, heb ik hobby’s en breng ik tijd door met vrienden. Het voelt echter niet als een opgave. Integendeel. Het is voor mij de juiste mix. Natuurlijk is het een druk bestaan en vind ook ik sommige dingen minder leuk of prettig om te doen. Dan is het even doorbijten. Daar ontkomt niemand aan. Het leven bestaat nu eenmaal niet alleen uit leuke dingen.

Het is niet mijn bedoeling om vrouwen die hun leven anders inrichten en andere prioriteiten stellen te veroordelen. Ik kan me er hooguit over verbazen. In Nederland hebben vrouwen heel veel mogelijkheden en kansen om zich verder te ontwikkelen en hun blik te verruimen. Als je dat vergelijkt met vrouwen uit diverse andere landen, mag je je sowieso al onder de bevoorrechte prinsessen scharen. Het is voor mij daarom onbegrijpelijk die mogelijkheden onbenut te laten. Maar blijkbaar zijn er legio vrouwen die dat wel naar zichzelf kunnen verantwoorden. Ik zou de prijs van de luxe van een verzorgd leven niet willen betalen met mijn onafhankelijkheid. Het blijft een gok om ervan uit te gaan dat jouw geluk oneindig is. Maar belangrijker nog is dat ik alle bedrijvigheid niet zou kunnen missen. Zonder die reuring zou ik me waarschijnlijk gaan vervelen en humeurig worden. Ontevreden verveelde verwende prinsessen, die zijn pas echt onuitstaanbaar.

zondag 31 oktober 2010

Het lot van de man


Wat ben ik blij dat ik geen man ben. Daar waar vrouwen hun status nog steeds zien groeien, brokkelt dat van de man langzaam maar zeker steeds verder af.

Het begon ooit zo veelbelovend. Laat ik uitgaan van het scheppingsverhaal. In den beginne was daar alleen Adam. Maar alleen is ook maar zo alleen, dus werd uit de rib van Adam het aangename gezelschap Eva vervaardigd. God was goed van zin. Daar waar hij in de dierenwereld de mannetjes liet uitblinken in schoonheid, overtrof hij zichzelf met zijn kunstwerk ‘de vrouw’. Een bijzonder kadootje. Maar wel een kado met een opdracht: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag’. Dat lieten de Adams onder ons zich geen twee keer zeggen. Binnen de kortste keren hadden ze wereldwijd een heel imperium opgebouwd. Ze waren eeuwenlang druk in de weer met hun verantwoordelijke taak. De Eva’s haalden ondertussen hun voldoening uit het ondersteunen van hun Tarzan en het aanleveren en grootbrengen van de roedel. Wat kon een man zich nog meer wensen?

Maar toen ze de hele aarde eenmaal overvloedig bevoorraad hadden met nazaten, besloten de vrouwen hun kwaliteiten elders aan te wenden. Doelwit werd het terrein van de man. Ze bundelden hun krachten en streden voor emancipatie. En wel met groot succes. De mannen zagen met lede ogen aan hoe hun lieftallige partners zich ontpopten tot strijdlustige tijgers. Deze identiteitsverandering werd door de mannen zowel bewonderd als gevreesd. Vrouwen waren blijkbaar ook in staat hun mannetje staan.

Toch maakten ze zich nog steeds niet echt zorgen. Natuurlijk ervoeren ze de doorgewinterde feministen wel als een ‘pain in the ass’, maar in eerste instantie leek het allemaal niet zo’n vaart te lopen. Dachten ze. Zij waren nu eenmaal het sterke geslacht. Zij waren tenslotte degenen die het echte werk, het werk dat er toe deed, bleven doen. Daar kon toch niemand afbreuk aan doen? En het was ook eigenlijk best gezellig, wat vrouwen op de werkvloer.

Dat is bij nader inzien een cruciale inschattingsfout gebleken. We weten immers allemaal hoe het verder ging. Vrouwen baanden zich succesvol een weg in de ‘mannenwereld’. De mannen voelden hoe het gras onder hun voeten werd weggemaaid en kwamen massaal in een identiteitscrisis terecht. Was Will das Weib? In hun vertwijfeling werden ze als was in de handen van vrouwen. Ze lieten zich gelaten allerlei rolmodellen aanmeten, maar treurden om vervlogen tijden. Alleen onder elkaar konden ze de euforie van weleer nog herbeleven. Ze hadden maar een troost; erger dan dit kon het toch niet meer worden?

Ik begin oprecht medelijden te krijgen. Zeker gezien het feit dat ik bij deze de boodschapper ben van nog meer slecht nieuws. Het kan namelijk nog wél erger. Laat ik maar met de deur in huis vallen; mannen blijken genetisch gezien slechts een 'wegwerpartikel' te zijn. Don’t kill the messenger. Dit is namelijk niet mijn persoonlijke conclusie, maar die van Britse wetenschappers.

Kort samengevat komen hun bevindingen op het volgende neer;
Daar waar vrouwen zich het sterke geslacht noemen omdat ze gemiddeld ouder worden, wisten mannen zich tot voor kort kranig te verweren; ‘wij doen nu eenmaal zwaarder werk. Ons lichaam is eerder ‘op’.’ Maar dat blijkt een wassen neus te zijn. Het vrouwelijk lichaam is namelijk beter in staat zichzelf te onderhouden en cellen jong te houden. Het moet tenslotte in staat zijn tot het baren en grootbrengen van het nageslacht. Vrouwelijke genen zijn er daarom op ingesteld om het lichaam zo lang mogelijk in goede conditie te houden. Bij mannen speelt dat minder, omdat bij de voortplanting de rol van de man in principe beperkt blijft tot de zaadlozing. De man is daarom genetisch niet geprogrammeerd om lang mee te gaan.

Tja, dat is even slikken. Dat begrijp ik. Maar gelukkig weten vrouwen kwaliteit nog altijd meer te waarderen dan kwantiteit. Hoog tijd dus voor wat zelfreflectie onder de mannen om zich eindelijk te bezinnen op hun sterke punten. Want als de man niet alle energie steekt in een effectief charme-offensief, zal hij de Kliko of het grof vuil niet ontlopen. Hij heeft zich inmiddels eigenhandig bijna overbodig gemaakt. Nu moet hij een nieuwe behoefte creëren. Bij de vrouw dan, wel te verstaan. Ik laat me graag verrassen.

zondag 24 oktober 2010

Konijnenbrein


Sinds kort is ons gezin uitgebreid. Je hoeft me overigens niet te feliciteren. Het betreft geen blakende nieuwe telg of een verantwoord adoptiekindje op afstand. Jongste dochter is op haar verjaardag verblijd met een echt konijn. Ze bestaan nog steeds, beestjes zonder batterijen. En daarbij een soort konijnenvilla met zowel een binnen- als een buitenverblijf. Je kan het slechter treffen, als jarige en als konijn zijnde. Er van uitgaande dat het een vrouwtje was kreeg hij een roze toilet, een roze voerbakje en een roze drinkbeker. Maar Snoesje bleek bij nader inzien toch een mannetje te zijn. Hij weigert dan ook plaats te nemen op zijn kleurige toiletbak. Machokonijn. Recalcitrant doet hij zijn behoefte bij voorkeur in zijn etensbak. Niet echt hygiënisch, maar daar heeft zo’n beest geen weet van. Of wel?

‘Mam, kan een konijn ook denken?’ vraagt ze, terwijl ze hem observeert.
‘Volgens mij niet. Wat denk jij?’, kaats ik de vraag terug.
‘Ik denk het wel. Hoe weet hij anders dat hij naar boven wil? En dat ie dan zijn pootjes moet bewegen en het trapje op moet lopen. Dat denkt hij eerst.’
‘Maar denk jij zelf dan na over elke beweging die je maakt als je de trap op loopt, of doe je dat vanzelf?’

Daar moet ze even over nadenken. En ik eigenlijk ook. Veel dingen doe je gewoon vanzelf, zonder er nog echt bij na te denken. Het zijn automatismen geworden. Maar na de hoeveelste uitvoering van dezelfde handeling wordt het dat eigenlijk? En juist als je er over na gaat denken, gaat het opeens niet meer vanzelf. Hoeveel verschillende mechanismen worden er wel niet in gang gezet om een trapje op te kunnen lopen omdat daar toevallig je eten staat? Of je wasmachine. En bedenk je eigenlijk bewust van tevoren dat je daar heen wilt gaat?

‘Hij weet dat hij me lief vindt, want hij komt altijd gelijk naar me toe. Dus dat kan hij ook denken’, zegt ze vol overtuiging.
‘Ik weet zeker dat hij jou herkent en lief vindt’, beaam ik.

Een zwaktebod. De liefde van dieren gaat naar mijn mening toch vooral door de maag. Als de juiste combinatie postuur-geur-stem in zijn buurt komt, is hij verzekerd van eten, drinken en aandacht. Maar ik laat haar vooralsnog geloven in een oprechte wederzijdse liefde.

‘Wat doet Snoes eigenlijk de hele dag?’ vraagt ze.
‘Gewoon, een beetje rondlopen, eten, drinken, slapen en snuffelen.’
‘En als ik naar school ben?’
‘Hetzelfde.’
‘Verveelt ie zich dan nooit?’

Kan een konijn zich vervelen? Geen idee eigenlijk. Als je er van uit gaat dat een konijn niet kan denken, kan hij zich ook niet vervelen, lijkt mij. Maar een konijn kan wel weer depressief worden van eenzaamheid, als ie geen aandacht krijgt. Hij kan er zelfs aan doodgaan. Hoe kan hij dan wel deze gevoelens hebben en toch niet kunnen denken? Het wordt steeds ingewikkelder.

‘Zou jij een konijn willen zijn, mam?’
‘Mwah, niet echt. Jij?’
‘Best wel. Dan ben je heel lekker zacht en kan je de hele dag doen wat je wil. En je hoeft niet naar school. En niet steeds te denken. Leuk toch?’

Even niet meer hoeven denken. Dat lijkt me inderdaad wel wat.

maandag 18 oktober 2010

Trouwen op huwelijkse echtscheidingsvoorwaarden


Mijn buurmeisje trouwt vandaag. Ze woont allang niet meer thuis, maar vannacht heeft ze als vanouds doorgebracht in haar ouderlijk huis. Al vroeg rijden er autootjes af en aan met bloemen, ballonnen, de kapster, de fotograaf en de dame van de make-up. Een paar uur later is het zover. Haar aanstaande man komt in een witte limousine met chauffeur voorrijden, onwennig in zijn driedelig pak met strop stapt hij uit en loopt met grote stappen naar de voordeur om aan te bellen. De fotograaf is nog net op tijd om hem tegen te houden. Want elk van deze unieke gebeurtenissen moet zorgvuldig op de gevoelige plaat vastgelegd worden. Dat is namelijk leuk voor later. Hij moet 3 keer opnieuw aanbellen voordat de fotograaf tevreden is. Dan is het afwachten. De deur gaat open. Het is de gespannen vader van de bruid. ‘Ze is bíjna klaar’ is zijn boodschap en de deur gaat weer dicht. Vervolgens gaat de deur weer open, de fotograaf staat in standje ‘opperste paraatheid’ en… de moeder van de bruid komt naar buiten. ‘Ze komt eraan, hoor’, zegt ze nerveus. Ik zie de bruidegom bedenkelijk kijken; “Ze zal toch nog wel willen?” En dan dat moment; de bruid verschijnt, in vol ornaat als een prachtige prinses. De bruidegom kijkt haar stralend aan. Zij is voor hem de mooiste, de leukste, de liefste, de grappigste en de enige vrouw op aarde. In ieder geval vandaag.

Nu zou het natuurlijk fantastisch zijn als ze het sprookje waar konden maken met een lang en gelukkig leven samen. De realiteit is echter dat 40% van de huwelijken uiteindelijk strandt. En een scheiding is bepaald geen pretje. ‘Je leert elkaar pas echt kennen als je gaat scheiden’ heb ik me laten vertellen. Net als bij je huwelijk kom je in een emotionele achtbaan terecht en moet er een hoop geregeld worden, maar dan nèt even anders.

De verenigingen van echtscheidingsbemiddelaars en notarissen vinden daarom dat de overheid geliefden beter moet voorlichten over de risico’s van een huwelijksovereenkomst. Ze denken daarbij aan onheilspellende Postbus 51-spotjes en waarschuwende dvd’tjes en brochures om mee te geven als mensen in ondertrouw gaan. Het is hun bedoeling dat je voordat je in het huwelijksbootje stapt alvast met elkaar bespreekt hoe je de eventuele scheiding gaat regelen. Met name de financiële rompslomp. Volgens Dhr. Van Mourik, bekend hoogleraar notarieel recht, is het huwelijk namelijk niets anders dan een puur zakelijke verbintenis en een organisatiemodel van het gezamenlijke huishouden. En zakelijke verbintenissen brengen nu eenmaal een aantal gevaren met zich mee. Notarissen hebben al niet bepaald het imago de meest warmbloedige en romantische types te zijn. Ik begin te begrijpen waarom. Maar het is op zich wel een filantropische daad dat ze ons voor datgene willen behoeden, waar zij hun goedbelegde boterham mee verdienen. Of zou er een addertje onder het gras zitten? Natuurlijk. Ze adviseren ons namelijk de overheid verantwoordelijk te stellen voor je financiële malaise na de scheiding, omdat zij je vooraf niet genoeg op de gevaren heeft gewezen. En áls je toevallig iemand zoekt voor juridische ondersteuning …..juist ja.

Ik kan me voorstellen dat je tegenwoordig niet meer in gemeenschap van goederen trouwt en ook dat je zaken vastlegt als er een bedrijf of veel geld in het spel is. Maar als je gaat trouwen om de juiste redenen, dan ga je er toch van uit dat je bij de gelukkige 60% hoort. En of dat tegen beter weten in is, dat zal dan later wel blijken. Zijn er echt mensen die voor hun huwelijk al afspreken of ze hun scheiding gaan bezegelen met een feestje bij de McDonald’s, een high tea of een Braziliaanse party? Of die de dagen voor hun co-ouderschap alvast verdelen voor de kinderen die er nog niet zijn? Die, voor de zekerheid, bijhouden op wiens inboedellijstje de zojuist aangeschafte magnetron komt te staan? Het lijken me bizarre gesprekken. En dan vervolgens, na de huwelijksaankondiging, berichtjes moet versturen met een tekst als ‘ons huwelijk gaat helaas niet door omdat we het niet eens konden worden over de echtscheidingsvoorwaarden’. Lijkt me niet. Ondanks alle cijfers blijven we geloven in de liefde. Liefde kleurt alles mooi. En soms te mooi. Maar dat zien we dan wel weer.

zaterdag 25 september 2010

Is vriendschap een illusie?


Ontroostbaar is ze. Ze is zojuist via MSN door een vriendin gedegradeerd van BFF (Best Friend Forever) tot een gewone Friend. Snikkend doet ze het vriendschapsbandje af dat de betreffende, en inmiddels dus voormalige, BFF haar ooit schonk om hun unieke band te bezegelen. Ik doe mijn best de ernst van situatie in te schatten. Het komt blijkbaar nogal nauw. Meisjes kunnen met alle meisjes bevriend zijn. Maar als je bezworen hebt elkaars BFF te zijn, dan ben je echt wel súpervriendinnen. Het is iets bijzonders, een soort wederzijdse belofte forever. Voor wat dat waard is dan, blijkt nu. Want ze heeft deze eretitel dus moeten inleveren, zonder goed te begrijpen waarom. ‘Ik vind je nog wel leuk, maar ik wil gewoon even niet meer BFF met je zijn’. Alsof er een verkering uitgemaakt wordt.

Ik herinner me van mijn eigen basisschoolleeftijd dat ik nooit zo handig was in meisjesvriendschappen. Eigenlijk benijdde ik de jongens, die met een knokpartijtje de lucht weer wisten te klaren, zonder allerlei ingewikkelde intriges en toestanden. Ik was me wel bewust van een bepaalde onbesproken hiërarchie die er onder de meisjes heerste, maar ik begreep er eigenlijk bar weinig van. Toch had ik genoeg vriendinnen op school en ook een hartsvriendin die bij mij in de buurt woonde. Ik kan me niet herinneren dat wij ooit echte ruzie hebben gehad, of dat onze vriendschap een soort winterslaapperiode doormaakte. Wij hoorden gewoon bij elkaar, dat wist iedereen.

Op de middelbare school werd ik meer een allemansvriendje. Stel je eens voor dat iemand mij niet aardig zou vinden. Ik had er een dagtaak aan om de hele schooldag leuk een aangenaam gezelschap te zijn voor mijn klasgenoten. Ik heb nog een beduimeld aan mij gericht briefje bewaard uit die tijd, met de aanhef ‘Voor het meisje dat altijd lacht…’. Ik ervoer dat destijds echt als een enorm compliment. Inmiddels weet ik beter. Mijn ouders en mijn broer kregen overigens regelmatig mijn andere kant te zien, want sociaal wenselijk zijn is tamelijk vermoeiend.

En dan ben je volwassen en spreek je vervolgens over je vrienden en je kennissen. Maar wanneer is iemand je vriend en wanneer een (goede) kennis? Er zit zeker een verschil in, maar dat is subtiel en moeilijk te definiëren. Het is heel persoonsafhankelijk en daardoor dus variabel en subjectief. Toch maken we allemaal wel dat onderscheid. Wat maakt een vriend tot en dierbare vriend? Wat maakt dat juist deze persoon voor jou met kop en schouders uitsteekt boven alle kennissen en bekenden?

De Griekse filosoof Aristoteles omschreef het als volgt; 'Ware vriendschap is de liefde voor de ander, omwille van de ander.' Hij geloofde in onvoorwaardelijkheid. Het is mijns inziens een prachtige, maar helaas ook onrealistische definitie. Natuurlijk ben je heel begaan met je vrienden en heb je ze in je hart gesloten. Maar in de praktijk blijkt toch regelmatig dat vriendschappen ook afhangen van rationele overwegingen, waarbij we de kosten en baten met elkaar afwegen. Tenslotte is niets menselijks ons vreemd.

Ik ben graag in het gezelschap van mijn vrienden, omdat ik weet dat ik bij hen gewoon mezelf kan zijn zonder me kwetsbaar te voelen. Bij hen voel ik me senang. Sommigen van hen ken ik al bijna heel mijn leven, anderen nog maar kort. En zo zijn er in de loop der jaren helaas ook vrienden uit mijn leven verdwenen. Soms met een reden, soms zomaar. Dat gebeurt nu eenmaal ook. ‘Forever’ betekent binnen deze context 'voor zolang het duurt'.


Ze droogt haar tranen. Het ergste leed is weer geleden. Uiteindelijk zal ze er met vallen opstaan zelf achter moeten komen; vriendschap is heel mooi, bijzonder en zeker geen illusie. Onvoorwaardelijkheid echter wel.

maandag 20 september 2010

Shoppen vanuit je oergevoel?


Een willekeurige familie op een willekeurige zaterdag in een willekeurige stad.

Meneer A. moet nodig weer eens een nieuwe broek hebben, vindt zijn vrouw. Daarom heeft mevrouw A. het plan gevat om gezellig met het hele gezin de stad in te gaan; de kinderen voor een bioscoopbezoek en meneer en mevrouw A. om te shoppen. Meneer A. is niet direct razend enthousiast gezien de opgedane ervaringen vorige week op de meubelboulevard. Maar nu de verwachtingen volgens buienradar fiets- en visactiviteiten toch uitsluiten, gaat hij akkoord. Zo gezegd, zo gedaan. De kinderen worden bij de langstdurende film gedropt en het echtpaar gaat op stap. Meneer A. loopt rechtstreeks naar de winkel waar hij altijd slaagt, pakt de juiste maat spijkerbroek uit het schap van het merk dat hem altijd goed zit en rekent deze zonder te passen gelijk af. Om de sfeer niet te bederven koopt hij ook nog de door zijn vrouw aangedragen trendy trui, alhoewel hij echt niet van plan is deze ooit te dragen. De buit is binnen. Meneer A. heeft nu wel zin in een kopje koffie met een punt. “Doen we zo”, verzekert zijn vrouw hem,”Ik wil je alleen nog een paar dingetjes laten zien”. En zo gebeurt het dat hij het volgende uur in afnemend humeur achter zijn vrouw aansjokt. Als hij voorstelt om ook even een telefoonwinkel binnen te gaan, krijgt hij geen gehoor. Meneer A. is het meer dan zat en geeft vervolgens ongebreideld uiting aan dit gevoel. Een pittige woordenwisseling volgt, doorspekt met; ‘ik/jij nooit’,’ik/ jij altijd’ en ‘andere mannen/ vrouwen tenminste wel/niet’. De kinderen voelen bij de hereniging feilloos aan dat het onverstandig is om nog een McDonalds bezoekje te opperen en zo rijdt het gezin even later in een beladen stilzwijgen weer terug naar huis. ‘Nooit meer!’, denkt meneer A. ‘Nooit meer met hém!’, denkt mevrouw A.

Herkenbaar? Dat moet haast wel, want uit een onderzoek dat onlangs in ‘The Independent’ verscheen, blijkt namelijk dat mannen en vrouwen die samen winkelen gemiddeld al na 72 minuten ruzie krijgen. Volgens de onderzoekers kunnen we daar weinig aan doen. Het feit dat mannen en vrouwen verschillend winkelgedrag vertonen zou zijn oorsprong vinden in hun evolutionaire achtergrond. Daar hebben we hem weer; de man als jager. Die wil meteen zijn uitverkoren product naar huis brengen. Dat gedrag zou dan weer terug te leiden zijn naar de jacht in de oertijd, waarbij mannen zo snel mogelijk een dier probeerden te schieten om vlees naar hun vrouw en kinderen te kunnen brengen. En vrouwen zijn van oudsher nu eenmaal verstokte verzamelaars. Onvermoeibaar vergelijken en sorteren ze verschillende producten op dezelfde manier als ze vroeger de meest geschikte planten en producten uitkozen voor de maaltijd om hun roedel te voeden. Daar komt veel tijd, gevoel en inzet bij kijken.

Bovenstaande theorie wordt in allerlei damesbladen gretig onderschreven. Vrouwen zijn emotieshoppers en komen in een soort intellectloze emotionele achtbaan zodra ze een winkel binnen stappen. Mannen benaderen een shoptrip voornamelijk rationeel door zich puur te richten op het sluiten van de koop (bij uitzondering komen er wat emoties los tijdens het afrekenen). Mannen gaan dan ook alleen winkelen als ze echt iets nodig hebben, in tegenstelling tot de dames die juist regelmatig winkelen; gewoon omdat ze er een gelukzalig gevoel van krijgen. Bij de aanblik van een mooi jurkje kan hun hartslag bijvoorbeeld al per direct oplopen naar 120 slagen per minuut. Ze waarderen een dagje shoppen meer dan een potje seks. En, hoe kan het ook anders, bij de aanblik van mooie lingerie of een strakke auto slaat het mannenhart danig op hol. Dit was nog maar een kleine bloemlezing van de ‘uit onderzoek gebleken feiten’.

De oertijd als ‘excuustijd’. Het geeft ons blijkbaar een acceptabel alibi voor minder acceptabel gedrag. Persoonlijk ben ik niet onder de indruk van dit soort theorieën omdat ze totaal voorbij gaan aan eeuwenlange ontwikkeling, beschaving en emancipatie. De mens is te allen tijde creatief en innovatief gebleken. We leven inmiddels in 2010 en zitten allang niet meer in ons berenvel een kruidensoepje te brouwen. We zijn in staat te reflecteren op ons denken en handelen en we kunnen bewuste keuzes maken. Ik stel voor om die oertijd nu eindelijk eens achter ons te laten.Dat is voltooid verleden tijd. Als ze er daadwerkelijk in slagen de opgelegde evolutionaire ballast van zich af te schudden,zal deze zaterdag er voor meneer en mevrouw A. heel anders uit kunnen zien. Ik geef ze een herkansing.

Meneer A. moet nodig weer eens een nieuwe broek hebben. Hij zet zijn computer aan en bestelt zijn favoriete spijkerbroek bij een postorderbedrijf. Morgen rond deze tijd kan hij zijn aankoop al thuis verwachten. Mevrouw A. heeft een leuk voorstel om vanmiddag naar de stad te gaan. De kinderen mogen naar de bioscoop, zodat zij met haar man gezellig wat kan gaan drinken in de stad. Zo gezegd, zo gedaan. Eigenlijk heeft mevrouw A. best zin om nog wat te winkelen. Maar niet vandaag en niet met haar man. Sommige dingen moet je gewoon niet willen.

zondag 29 augustus 2010

Aaibare liefde


Onlangs is uit een online onderzoek in opdracht van National Geographic Channel gebleken dat Nederlandse hondenbezitters meer gesteld zijn op hun hond dan op hun partner. De ondervraagde volwassenen gaven hun relatie met de geliefde viervoeter een aanzienlijk hoger cijfer dan die met hun tweevoeter.

Met verbazing nam ik kennis van bovenstaand bericht. Persoonlijk ben ik bepaald geen hondenliefhebber, of het nu om zo’n klein kefkrengetje gaat of om een bakbeest op schofthoogte. Ik ben trouwens sowieso van geen enkel soort gecharmeerd dat zonder enige vorm van kennismaking ongevraagd mijn kruis in duikt. Mijn antipathie is grotendeels ontstaan tijdens mijn eerste baantje. Als krantenbezorgster heb ik toen wat bijna-traumatische ervaringen opgedaan in mijn pogingen de post daar te bezorgen waar het verwacht werd. Steeds inventiever werden mijn pogingen om op veilige afstand de bewaakte brievenbussen te openen. Daar waar ik ooit ternauwernood aan een levensbedreigende situatie ontsnapte, gooide ik de krant gewoon over de heg, wat uiteindelijk weer resulteerde in een magere ‘Deze krant wenst u een gelukkig Nieuwjaar’-oogst. En dan die arrogante, meewarige blikken van hun baasjes, als ik preventief met een bochtje om ze heen loop. ‘Bodi doet niks hoor!’ Nou, ik oordeel toch liever zelf en geef bij deze alle Bodi’s het nadeel van de twijfel.

Mijn opvatting over deze lawaaiige, overal schijtende en altijd verharende handenbinders heb ik verder nooit meer positief bijgesteld. Maar goed, blijkbaar ben ik een uitzondering. Honden schijnen voor velen juist de ideale partners te zijn. Ze slapen gezellig bij de baasjes in bed, knuffelen en snuffelen wat met hen af, zijn trouwe levensgezellen en luisteren ook nog eens onverstoorbaar naar al je verhalen en problemen. Vooral vrouwen beschouwen hun huisdier als een volwaardige gesprekspartner, hij lijkt alles te begrijpen en is niet bang om zijn emoties te tonen. Mannen zien weer hele andere voordelen; ze shoppen nooit, verzamelen geen schoenen, hangen niet uren aan de telefoon en zeuren niet.

Tenminste…als je er in geslaagd bent hem goed op te voeden. Een hond is van nature namelijk nogal een ongeleid projectiel. Maar ervaringsdeskundigen beweren dat als je met hem op cursus gaat en consequent blijft in het straffen van ongewenst gedrag en het belonen van het wenselijke gedrag, hij moeiteloos al je bevelen opvolgt. Hier! Zit! Poot! Eet! Slaap! Daarna pluk je vooral de vruchten van je toewijding om je maatje te civiliseren. Je kunt dan gewoon met hem naar de hondenkapper gaan en een haute couture pakje voor hem uitzoeken, om vervolgens gezellig samen uit eten te gaan in één van de exclusieve hondenrestaurants. Samen eindeloze wandelingen maken langs het strand of over de hei. En zitten jij en je hond even in een relatiedip, dan neem je gewoon een gedragstherapeut in de arm, die gespecialiseerd is in het herstellen van verstoorde relaties tussen mens en dier.

Het heeft inderdaad wel alle ingrediënten van een goed huwelijk. Haast te mooi om waar te zijn. Als je partner aangeeft dat hij/zij best wel een hond zou willen, dan weet je dus hoe laat het is. Concurreren met een hond is bij voorbaat al een verloren wedstrijd. Of hebben we in de nabije toekomst allemaal een hond als levensgezel en zoeken we onze soortgenoten alleen nog maar op voor seks? Laat me raden; op z’n hondjes?

zondag 22 augustus 2010

Het dopje van de tandpasta


Ik merkte het vanmorgen al bij het opstaan, een onbedwingbare behoefte aan een fikse strijd maakte zich van mij meester. En dan heb ik het natuurlijk niet over zo’n verstandige en opbouwende ruzie met als doel uiteindelijk nader tot elkaar te komen. Integendeel! In zo’n geval ga ik juist voor een ongebreidelde en totaal onredelijke aanval. Waarschijnlijk is de aanleiding hormonaal bepaald, maar dat boeit me verder niet zo. Ik moet op oorlogspad en wel nu meteen. Beneden in de keuken hoor ik mijn beoogde tegenstander al vrolijk fluiten. Hij heeft er nog geen weet van dat hij de uitverkorene is. Ervaring heeft me echter inmiddels wel geleerd dat ik mijn gram beter niet buiten de deur kan halen; dan moet ik naderhand weer zoveel uitleggen. Ik recht mijn rug, zet mijn gezicht op onweer en loop stampend naar beneden. Als ik het front betreed, krijg ik er pas echt de pest in. Man heeft namelijk heerlijk geurende verse koffie gezet, mét opgeklopte melk nog wel. Zo denkt hij me natuurlijk te kunnen paaien, in de hoop dat ik hem niet met verwijten zal belagen. Alsof ik dat niet gelijk door heb. Ik lust hem rauw vandaag.

Het valt anno 2010 echter nog niet mee om ruzie te zoeken over iets onbenulligs. De belangrijkste reden daarvoor is dat we inmiddels behept zijn met mannen die ook gewoon hun steentje bijdragen in het huishouden. Ze vegen, zwabberen, wassen en poetsen wat af. Verder helpen ze bij de zorg voor de kinderen en repareren vervolgens tussendoor van alles in en om het huis. En ze doen het nog goed en efficiënt ook. Zo worden alle troeven voor een spetterende clash me uit de handen genomen.

Daarnaast wreekt de enorme innovatiedrift zich. Mannen blijken namelijk ook zeer creatief te zijn in het bedenken van oplossingen voor situaties die tot eventuele aanvaringen zouden kunnen leiden. Vroeger kon je nog wel eens flink van leer gaan: “Je hebt het tandpastadopje wéér niet op de tube gedaan, nu is a. de tandpasta uitgedroogd, b. het dopje kwijt en c. mijn humeur verpest”. Tegenwoordig zitten de doppen dus gewoon vast aan de tubes en is tandpasta inmiddels verrijkt met een goedje waardoor het vrijwel niet meer kan uitdrogen. Vlak trouwens ook de uitvinding van de ronkende afwasmachine (en zijn kornuiten) niet uit. Als die er niet was, had ik mezelf helemaal kunnen laten gaan over de oorlogsaanblik van een aanrecht vol vuile vaat. Of over wie er mijns inziens aan de beurt is om te wassen of te drogen. Ik begrijp nu ook beter de bewust vaatwasserloze stellen, die beweren dat samen de afwas doen een zegen is voor je relatie. En wat denk je van de inmiddels klassieke en legendarische woordenwisselingen in de auto, bij ons bijvoorbeeld omdat ik tijdens het kaartlezen dacht dat links rechts was en andersom. Ook passé. Je kunt je frustratie in dit geval natuurlijk alsnog wel botvieren op Tom Tom of Truus Truus, maar dan wordt het wel een héél troosteloos gebeuren.

In een relatie wordt dagelijks gemiddeld zo’n 15 minuten gebakkeleid over huishoudelijke en organisatorische kwesties. Dat schijnt goed te zijn omdat de kleine onderlinge frustraties zo gelijk uit de lucht zijn. Geldzaken, het seksleven, de kinderen en het persoonlijk welbevinden vallen hier niet onder, dat is heibel van een zwaarder kaliber. Doorgaans ben ik niet zo’n ruziezoeker. Slechts af en toe koers ik aan op een flinke aanvaring en daar kan ik dan weer tijden op vooruit. Maar dan moeten mannen niet opeens de ideale partner gaan uithangen. Want waar blijf ik dan met de furie die in mij woedt?

Zou ik stichting Korrelatie hier over kunnen bellen? “Ik voel een enorme aandrang om ruzie te maken met mijn man, maar ik kan geen geschikte aanleiding vinden. Kunt u me helpen?” Alhoewel, die gaan daar vast op in met allerlei belerende en verantwoorde opmerkingen, als ; Goed 'ruziën' betekent vooral goed luisteren naar wat de ander werkelijk te zeggen heeft. Heeft u wel genoeg oog voor wat uw partner wel goed doet en zegt? En weet u waar bij u het onderliggende gevoel vandaan komt, dat u uw man zo graag wilt hekelen? ' Brrrr. Dan neem ik nu liever een koude douche. Ik verlang terug naar de tijd dat ik me gewoon bloedstollend druk kon maken over niemendalletjes, zoals het dopje van de tandpasta. Dat was wel zo verfrissend.

dinsdag 10 augustus 2010

Gevalletje discriminatie?


Ik heb het imago een redelijk sociaal bewogen mens te zijn. Van jongs af aan doe ik mijn best oog te hebben voor de minderheden en de minder bedeelden onder ons. Ik geloof nog steeds heilig in het slagen van een pluriforme samenleving en ga een pittige discussie hierover dan ook niet uit de weg. Inmiddels werk ik dagelijks met kinderen uit alle windstreken, rangen en standen. Het komt niet in me op onderscheid te maken tussen arm of rijk, blank of bruin. En toch ben ik laatst beticht van discriminatie.

Op een zonnige morgen ging ik met mijn jongste dochter naar een speelveld met een kabelbaantje. Op de bankjes zaten moeders gezellig met elkaar te kletsen, peuters keuvelden en rommelden wat aan met zand, oudere kinderen waren druk bij de kabelbaan en pubers hingen op een picknicktafel of trapten tegen een balletje. Zo’n dag dus. Zo’n dag die alles in zich heeft om een heerlijke dag te worden.

Ik doezelde net een beetje weg onder de stralen van de zon, toen mijn dochter aan mijn arm schudde. ‘Mam, dat jongetje laat ons niet,hij gaat steeds alleen zelf!’Ik vroeg haar,zoals het een goed moeder betaamt, wat ze er zelf aan dacht te kunnen doen. Ze is kranig genoeg en liep met ferme passen op het betreffende jongetje af. Het jongetje keek even geïrriteerd mijn kant op maar deed toch een stapje opzij. De rust leek even weergekeerd, totdat er wederom tumult ontstond op de helling van het kabelbaantje. Ik keek op en was er getuige van hoe het jongetje de andere kinderen wegduwde, zelf snel ging zitten en lachend afdaalde.Om me heen zag ik geen van de moeders reageren, dus besloot ik om zelf in actie te komen.‘Jongetje, alle kinderen willen graag op de kabelbaan, dus omstebeurt. Nu moet jij even op je beurt wachten en achteraan sluiten’.

Het jongetje stond net op het punt mijn instructies op te volgen, toen als uit het niets opeens zijn moeder naast me stond. Onverstaanbaar voor mij had ze een pittige woordenwisseling met haar zoontje. Vervolgens richtte ze zich boos tot mij. ‘Waarom jij met mijn kind bemoeien? Hij hier ook mogen spelen. Jij hem discrimineren. Jullie altijd mijn kinderen discrimineren!’ De laatste woorden spuugde ze bijna in mijn gezicht van woede. Ik was met de stomheid geslagen. Toen ik weer bij machte was te reageren, had ze haar zoontje al aan zijn arm meegetrokken en beende woedend met hem het veldje af. Er kwamen donkere wolken voor de zon. De dag had al zijn glans verloren.

Wat maakt dat deze relatief kleine gebeurtenis de lading krijgt van groot maatschappelijk onrecht? En was er nu inderdaad van discriminatie?
Wat er slechts feitelijk gebeurde is dat ik andermans kind, een allochtoon jongetje in dit geval, op zijn gedrag heb aangesproken. Maar emotioneel gezien blijkt het veel meer impact te hebben.

Ik denk niet dat ik had kunnen voorkomen dat deze vrouw gekwetst raakte. Waarschijnlijk was het voor haar de spreekwoordelijke druppel en vertegenwoordigde ik op dat moment ‘al die anderen’. Discriminatie ligt blijkbaar nog overal op de loer. Maar ach, ik zal meldpunt Discriminatie hierover in het ongewisse laten. Want waarom zou ik van een mug een olifant maken?

maandag 2 augustus 2010

Vive la France!


Al zolang ik mij kan herinneren is Frankrijk mijn favoriete vakantieland. Ik hou van de diversiteit in het landschap, de prachtige taal en de culinaire verrassingen. De landerige sfeer van oude mannen keuvelend op een bankje, de met zorg gevulde bloembakken die de grauwgrijze huizen opkleuren, de potjes jeu de boules in de parken, de alpinopetjes en de stokbroden met de krant onder de arm. Frankrijk is als een charmante gastheer; het heeft alles in huis om je te verleiden.

Ik weet nog goed hoe ik als kind alleen al de reis er naartoe als een avontuur beleefde. Ruim van tevoren werden de paspoorten gecheckt, reischeques besteld en guldens voor Franse francs ingewisseld. Stel namelijk dat de bank niet genoeg francs meer op voorraad had, dan had je een serieus probleem. Eenmaal onderweg drukte mijn vader de gaspedaal flink in, om ‘m vervolgens alleen even los te laten bij een tankstation, de grensovergang en uiteindelijk bij de plaats van bestemming. Ik tekende ondertussen in mijn schrift de route mee, dat leek me handig voor later. Onderweg even rustig plassen was bij ons geen optie. Maar de beloning eenmaal daar aangekomen was groots; een authentiek Frans chocoladebroodje!

De grensovergang ervoer ik als een spannend en bijzonder moment. De douaniers in strak uniform dwongen mijn respect al af door even gefronst door het raam de auto binnen te kijken. Ik durfde amper adem te halen door de dreiging die uitging van de aanwezige pistool en het bijbehorende knuppeltje. Op de terugweg had ik trouwens echt een geldende reden voor wat angstzweet. Mijn ouders hadden dan namelijk altijd nét iets teveel wijnflessen weggemoffeld tussen de vakantiespullen en onder mijn en mijn broers voeten. Ik zag mezelf nog niet levenslang brood met spinnen eten en keek in mijn pogingen onschuldig te lijken waarschijnlijk schuldiger dan ooit.

En dan die laatste vakantiedag, dat was altijd erop of eronder. Óf de Franse francs waren namelijk bijna op en dan moest je het als gezin de hele dag doen met hooguit nog wat droog stokbrood. Óf er waren juist zoveel francs over dat er nog flink geshopt moest worden. Eenmaal thuis de briefjes nogmaals bij de bank inwisselen leidde namelijk tot regelrechte kapitaalvernietiging. En met resterende muntjes kon je, behalve verzamelen, sowieso niets. Dus was het een veel beter plan om deze om te zetten in Franse koekjes, wijn en andere genotsmiddelen.

Ook dit jaar ging de reis, inmiddels met het eigen gezin, naar Frankrijk. En weer heb ik van het land, de mensen en de sfeer genoten. Toch merk ik dat er, door het openstellen van de grenzen tot een Verenigd Europa, veel is veranderd. Het is naar mijn mening, naast alle beoogde en gebleken voordelen, helaas ook een aanslag op de authenticiteit van de verschillende landen. Aan reizen binnen de Europese grenzen is weinig spannends meer te beleven, anders dan of je wel of niet de eindeloze files kunt omzeilen. Dat je een grens gepasseerd bent weet je door de SMS die je op je mobiel binnen krijgt betreffende de aldaar geldende tarieven. Bijna alles wat in Frankrijk verkrijgbaar is aan producten, kun je inmiddels in Nederland ook kopen en vice versa. De piepers en de pot pindakaas kunnen met een gerust hart thuisgelaten worden en behalve drugs blijft er weinig over wat de moeite waard is om te importeren. Dit jaar zag ik dat de Fransen nu zelfs helemaal overstag zijn ; ook zij geven naast de Europese prijzen niet meer het bedrag in Franse francs aan. Alles is eenvoudiger en toegankelijker geworden. Maar daardoor dus ook gewoner.

En toch smaakt een Kir nog steeds het best op een zonnig Frans terrasje; kan een bosje zonnebloemen niet op tegen een heel veld vol en is het verschil tussen een heuvel en een berg niet te overbruggen. Beleving kent nu eenmaal gelukkig nog wel grenzen. Volgend jaar dus weer naar Frankrijk!

vrijdag 9 juli 2010

Mosterd na de maaltijd


Lucie Mosterd, de moeder van Maria Mosterd, heeft onlangs aangifte gedaan tegen misdaadjournalist Hendrik Jan Korterink. De journalist schreef namelijk een boek waarin hij aantoonde dat haar dochter in het boek ‘Echte mannen eten geen kaas’ niet de waarheid sprak. De kwestie ‘Mosterd’ is inmiddels verworden tot een slepende juridische strijd en touwtrekkerij om aandacht en ‘het gelijk’.


Het begon allemaal met het boek ‘Echte mannen eten geen kaas’ van Maria, dat zij presenteerde als het persoonlijke relaas van haar jeugdige leven onder het juk van een loverboy. Dit boek is een bestseller geworden, met name onder de jeugd is het erg populair. Veel jongeren geven aan dat ze door het lezen van het boek alerter zijn geworden op het verschijnsel loverboys. Wat dat betreft heeft Maria haar doel bereikt. Maar blijkbaar heiligt ook in dit geval het doel niet de middelen. Ze heeft het namelijk doen voorkomen als een volledig autobiografisch verhaal. Zelfs de uitgever wist ze daarvan te overtuigen en deze heeft het dan ook als zodanig uitgegeven en gepromoot.

Haar moeder, die het toentertijd allemaal nog niet zo in de gaten had, schreef vervolgens een boek over hoe zij die periode achteraf beleefd heeft. En Hendrik Jan Korterink komt er met een derde boek overheen om te bewijzen dat twee halve waarheden nog geen hele waarheid vormen.


Er is dus gebleken dat Maria de feiten nogal naar haar eigen hand heeft gezet. De uitgever zal het, gezien het financiële resultaat, verder een worst wezen. Maar Hendrik Jan Korterink voelt zich daarintegen ernstig misleid. Het koste hem weinig moeite om aan te tonen dat haar verhaal onwaarheden bevat. Maar dat was voor hem niet genoeg. Als je misdaadjournalist bent, wil je blijkbaar de onderste steen boven krijgen. Desnoods met behulp van onze nationale speurhond Peter R. de Vries. Het ondervragen van haar vader, haar klasgenoten en leraren, vriendinnen en de betreffende loverboy naast het toetsen van de beschreven feiten op hun waarheidsgehalte, leverde hem uiteindelijk zoveel informatie op dat hij het in boekvorm heeft uitgebracht: Het ware verhaal van Maria en haar ‘loverboy’. Een boek waarin hij Maria Mosterd ongezouten voor notoire leugenaar uitmaakt. Echte mannen eten namelijk wél kaas. Tenminste, volgens Hendrik Jan.En de loverboy in kwestie sluit zich hier graag bij aan.


De vraag die mij in deze hele kwestie het meest bezighoudt is wat Hendrik Jan Korterink ertoe heeft bewogen om zijn boek te schrijven en uit te brengen. Je hoeft namelijk geen graad in de psychologie behaald te hebben, om te begrijpen dat er met Maria het een en ander aan de hand is. Het analyseren van de achterliggende psychische oorzaken laat ik verder maar aan professionals over. Dat ook haar moeder niet bepaald vanuit de ratio acteert, zal ook niemand ontgaan zijn. Moeder en dochter zijn blijkbaar tot de bodem gegaan en dat laat in een mensenleven nu eenmaal zijn sporen na.


Maar is het verzinnen en verdraaien van feiten en gegevens in een persoonlijk verhaal tegenwoordig dan zo’n serieuze misdaad dat het valt onder de misdaadjournalistiek? Of probeert Hendrik Jan zijn professie te verbreden met dat van de riooljournalistiek en entertainment? Is hij soms behept met zo’n sterk rechtvaardigheidsgevoel dat hij elke aan het licht komende onwaarheden met huid en haar moet bestrijden? Of ligt hier gewoon sensatiezucht en de persoonlijke drang om te scoren aan ten grondslag? Niets menselijks is een misdaadjournalist tenslotte vreemd. Misschien moeten we hier nu maar eens een onderzoeksjournalist op los laten. Dan schrijf ik daarna dat vierde boek wel.

Jurkjes en pumps


De uitverkoop is in volle gang. De stad is veranderd in een koopjesjungle, waar wannahaves tegen ‘bodemprijzen’ worden aangeboden. Daar moet ik natuurlijk getuige van zijn. Volgens intimi schijn ik nogal slecht met geld om te kunnen gaan. Persoonlijk zou ik dat toch anders omschrijven. Ik weet namelijk als de beste hoe ik het moet laten rollen. Ik ben een van die mensen die in slechte tijden de economie draaiende weet te houden. Het enige minpuntje zou kunnen zijn dat ik het niet zo goed kan bewaren. Soit. En eigenlijk kan ik er ook nog eens niets aan doen. De koopwaren dringen zich gewoon aan me op. Ze vinden mij eerder dan ik hen.

Als ik in een etalage een leuk jurkje zie, denk ik; ach, zal ik gewoon even kijken? Het jurkje knikt me dan bemoedigend toe. Eenmaal binnen ben ik verloren. Het jurkje blijkt van dichtbij zelfs nog leuker te zijn dan ik dacht. Even passen. De verkoopster herkent in mij gelijk een potentiële koper en benoemt enthousiast hoe mooi, praktisch en inzetbaar voor alle gelegenheden en seizoenen het kledingstuk is. En dat alles voor deze prijs! Inmiddels kan ik me een leven zonder het betreffende jurkje al niet meer voorstellen. Het niemendalletje zelf verandert haar vriendelijke voorkomen in dat van een dwingend serpent; koop mij, koop mij, en wel nú! En ik koop het. Wat mij direct stelt voor het volgende dilemma; heb ik eigenlijk wel de juiste schoenen onder deze outfit? Dat komt namelijk nogal nauw.

Schoenen dus. Die kan ik nog moeilijker weerstaan. Dat is op zich ook logisch, want die zijn altijd met z’n tweeën. Lukt het me tijdens het lonken van de eerste schoen nog om het hoofd koel te houden, dan heeft de tweede mij alsnog in zijn greep. Toon ik eenmaal wat interesse, dan wandelen ze als vanzelf naar mij toe en sluiten zich vervolgens naadloos om mijn voeten. Tegen zulke verleidingen is toch geen mens bestand? Wel jammer dat de mooiste schoenen juist weer niet in de uitverkoop zijn. En dat ze hakken hebben van een duizelingwekkende hoogte waarop ik waarschijnlijk zelfs geen zitfeestje kan uitzitten. Misschien toch ook nog maar een paar lagere schoenen kopen, voor erbij.

Eenmaal thuis met mijn aankopen, kom ik weer een beetje tot m’n zinnen. Manlief zit namelijk diep gefronst naar het computerscherm te staren. Hij kijkt nog bedenkelijker bij de aanblik van mijn kleurige tasjes. Hij zal toch niet net nu de bankzaken aan het doen zijn? Ik probeer hem wat af te leiden door enthousiast mijn aankopen te showen. Ik vergeet daarbij vooral niet om diverse keren uitdrukkelijk te benoemen hoeveel geld ik uiteindelijk heb uitgespaard met deze koopjes. En dat ik eigenlijk zelfs geld heb verdiend, omdat ik zo verstandig was die o zo gave, maar o zo dure retro vintage zonnebril niet te kopen. Want daar heb ik helaas niet de juiste spijkerbroek onder. Of ik zou natuurlijk…

Maar dan komt de aap uit de mouw. Mijn man is zich helemaal niet aan het verdiepen in onze financiële malaise. Integendeel; hij is aan het lonken naar een potentiële nieuwe auto. Tsssss…, en dat terwijl deze oude bak het nog gewoon doet! Wat een verspilling.

dinsdag 29 juni 2010

Bumpers en boobies


Mannen kunnen beter en sneller achteruit- en fileparkeren dan vrouwen, blijkt uit een Duits onderzoek. Onderzoekster Claudia Wolf concludeert dat vrouwen er gemiddeld 20 seconden langer over doen om hun auto in de juiste positie te manoeuvreren.

Tegelijkertijd heeft Wolf de vrouwen aan een steekhoudend excuus geholpen voor dit verschil in prestatie; de boezem! Deze kan namelijk danig in de weg zitten tijdens ingewikkelde parkeermanoeuvres. Persoonlijk kan ik ,gezien de bescheiden omvang van de overigens pronte borstpartij, mijn boezem niet als een geloofwaardig excuus opwerpen. Toch is het wel een hele slimme en effectieve verdedigingsstrategie, want dit gegeven kunnen mannen nooit weerleggen door het te toetsen aan eigen ervaringen. Bovendien gaat het hun bevattingsvermogen volledig te boven om zich big boobies als een ‘belemmerende factor’ voor te stellen.

Ik maak mij geen illusies deze gemiddelde achterstand positief te kunnen beïnvloeden. Bij het inparkeren draait het voornamelijk om ruimtelijk inzicht en oriëntatie; het vermogen om afstanden, snelheden en hoeken in te schatten in een driedimensionaal veld. Daar schort het bij mij duidelijk aan. Bij het inparkeren houd ik meestal een hoek auto op de stoep over en een lege hoek op de weg. En deze laten zich, ook na een zweterig heen-en-weergemanoeuvreer, niet meer herschikken. Tijdens zulke zenuwslopende actiemomenten heb ik de auto al eens in de flank van een busje geparkeerd, op een flinke boomstronk geplant, rond een paaltje gedraaid en regelmatig gebumperd. Ik parkeer namelijk in de ruimste zin van het woord;’ het stallen van het voertuig’, zonder toevoeging van verdere kwalificaties.

Thuis heb ik een carport. De buurman weet zijn auto daar altijd in één woeste draai onder te zetten. Ik streel onbedoeld zijn ego door daar toch minstens 2 keer voor te moeten steken. Hij werpt zich inmiddels onbaatzuchtig, maar vooral ook heel ongevraagd, op als mijn persoonlijke ‘parkeercoach’. Maar het kan gekker. Buurtgenoot W. toetert altijd even als ze na een intensieve werkdag thuiskomt. Manlief haast zich dan naar buiten, neemt plaats achter het stuur en parkeert de bolide gracieus voor haar op zijn plek. Dat moet ware liefde zijn, van haar voor hem tenminste.

Wat mij betreft zou dit helemaal geen columnwaardige issue hoeven te zijn. Ware het niet dat vooral mannen er een clichématig genoegen in scheppen om mijn parkeerkwaliteiten regelmatig aan te kaarten. Het betreft blijkbaar een gebied waar mannen nog maar weinig aan terrein verloren hebben en waar vrouwen hen de gelegenheid gunnen zich weer even op en top man te voelen. Gelaten laten we ons de faciliteiten aanmeten, die de heren voor ons hebben bedacht om het parkeerleed wat te verzachten. Bijvoorbeeld parkeerplaatsen met extra grote parkeervakken, exclusief voor vrouwen. Of wat te denken van de Park Assist; met slechts een druk op de knop voert het stuur automatisch de juiste bewegingen uit, je hoeft zelf alleen nog gas geven of remmen. En mocht het met deze hulpmiddelen nog niet lukken, dan zijn er in diverse landen vrouwelijke parkeergidsen aangesteld, die speciaal getraind zijn om hun seksegenoten in de auto aanwijzingen te geven bij het parkeren. Goedbedoeld allemaal, maar of het ook echt nodig is…; http://www.youtube.com/watch?v=6ZMbB8uvl_Y

Ik heb helemaal geen behoefte aan al die noviteiten. Binnenkort ben ik namelijk weer voor een paar weken verlost van de Nederlandse hokjesgeest; dan ga ik op vakantie naar Frankrijk. En aldaar tref ik altijd weer het feest der herkenning. Auto’s staan daar kriskras dwars en scheef door elkaar geparkeerd. No nonsens, plek is plek. Het trottoir dient er als gemeengoed voor zowel voetgangers als auto’s. Uitparkeren gebeurt door even de voor- en achterbuurvoitures met een kleine, subtiele touch te raken. Opgelucht besef ik me dan weer dat ik helemaal geen wanpresteerder ben. Sterker nog; ik parkeer juist met Franse allure!

maandag 14 juni 2010

Vanilleseks of hot and spicy?


Het mooiste wat de seksuele revolutie ons heeft gebracht is het besef dat het bij seks vooral om beleving en genot gaat. Niet langer zijn de echtelijke plicht en de wens tot voortplanting de enige respectabele alibi’s tot seks; we mogen er sindsdien gewoon voor uitkomen dat we het een bijzonder aangename bezigheid vinden.

In de loop der jaren is er dan ook door menigeen flink op los gefantaseerd en geëxperimenteerd. Nu, zo’n 50 jaar na dato, is er nog maar weinig onbespreekbaar of onmogelijk. Dames- en herenbladen hebben geen bestaansrecht als ze niet minstens één seksgerelateerd item bevatten. Via internet, tv en lectuur worden we op de hoogte gehouden van de nieuwste erotische snufjes. Een stroom aan tests en enquêtes geven ons inzicht in de stand van zaken over ons eigen seksleven; zijn we nog wel up-to-date? Hoog tijd voor wat zelfreflectie.

Het is nu zo’n 25 jaar geleden dat ik mijn eerste intense seksuele ervaring had. Ik kan mij inmiddels beroepen op heel wat daadervaringen met verschillende mannen. Maar weet ik ook echt wat er allemaal te koop is op dit gebied en maak ik wel genoeg gebruik van alle mogelijkheden? Doe ik mezelf of mijn partner niets te kort?

Ik heb voor mezelf een duidelijke scheidslijn voor ogen tussen noviteiten en seksuele afwijkingen . Deze scheidslijn zal ik zeker nooit overgaan. Seks met dieren of kinderen, wurgseks, poep- en plasseks en meer van dien aard; ik vind het allemaal verwerpelijk en pervers. En daarnaast vallen ook alle extremen en vormen af waarbij het slechts nog om macht en ondergeschiktheid draait.

Er blijft echter nog een heel scala aan alternatieven over die, als je het allemaal mag geloven, het uitproberen meer dan waard zijn. Gewone‘vanille-seks’; daar heeft niemand het tegenwoordig meer over. We weten inmiddels alle gangbare feitjes rond de daad en het hoogtepunt wel. Als je zelf niet genoeg fantasie hebt, kun je als opwarmertje de fantasieën van anderen lezen of bekijken. Er zijn veel verschillende speeltjes op de markt gekomen om het minnespel levendig te houden en als je de tijd hebt, kun je de hele kama sutra samen doorwerken. Soloseks behoort legitiem tot de eerste levensbehoeften en ook van een triootje of groepsseks kijkt bijna niemand meer verschrikt op. Het is helemaal van deze tijd om verder te kijken en te reiken dan je eigen horizon; Laat je verrassen en geniet, geniet, geniet….

Langzaam maar zeker begin ik mij toch een beetje zorgen te maken over de staat van mijn seksleven. Ik reken mij niet tot de nymfomanen onder ons, maar ik was altijd wel in de veronderstelling te beschikken over een gezond libido. Toch heb ik geen Tarzan in mijn nachtkastje en droom ik er niet van het met een andere vrouw of meerdere mannen tegelijk te doen. Ik ken echt wel diverse aangename standjes, maar zeker geen telefoonboek vol. Mijn massageolie ruikt gewoon naar amandeltjes en ik heb mijn partner nog nooit vastgebonden of vanaf de kast besprongen. Mijn spannendste uitspattingen betreffen seks in de vrije natuur. En toch heb ik er genoeg aan. Wat is er toch mis met mij? Ben ik wel normaal of moet ik nodig in therapie?

maandag 31 mei 2010

Terug van weggeweest; de oerman


Ik sta in de rij bij de kassa. Achter mij laat iemand een enorme boer. In plaats van door een beschaamd ‘pardon’, wordt deze gevolgd door een voldaan ‘aaaaaagh’. Ik hoef niet eens om te kijken, ik kan het zo wel raden. Daar heb je er weer zo’n woesteling. Terug van weggeweest doet hij in vol ornaat zijn herintrede; de oerman.

De mythe van de oerman dwingt in zekere mate wel respect af; een grote, sterke no-nonsense man die jaagt op bizons en mammoeten om zijn roedel te kunnen onderhouden. Ware het niet dat de werkelijkheid een stuk minder heldhaftig is; ze doodden namelijk vooral oude en zieke mammoeten en verder kleine dieren als hazen en vossen. Deze mannen hielden er verder een nogal bijzonder gevoel van romantiek op na. Met een houten knuppel mepten ze een leuk oervrouwtje op haar kop om haar vervolgens aan haar benen hun grot in te slepen. Decennia later kwamen ze er pas achter dat dit niet de meest efficiënte manier was; als de vrouwen tijdens de eerste date al niet het leven lieten, bleven ze hun leven lang chagrijnig door chronische hoofdpijn.

Mannen hebben vervolgens door de jaren heen al aardig wat metamorfoses ondergaan. En dit alles om tegemoet te komen aan de wensen van de wispelturige vrouw. Tenminste, dat is wat mannen ons willen doen geloven. We zijn het er in ieder geval wel met elkaar over eens geworden dat ook de metroman inmiddels passé is; mannen moeten nog wel wát van hun mannelijkheid behouden.

De man die het momenteel goed doet bij de vrouwen is de zogenaamde überman; hij vertegenwoordigt namelijk het beste uit alle mantypen. Zowel stoer als zacht. De onbehaarde macho. De man die in het café met zijn vrienden over auto’s en voetbal praat, maar vervolgens ook met zijn vriendin een onderhoudend gesprek kan hebben over de positieve effecten van yoga. Hij is zowel het sympathieke luisterende oor als de gevatte groepsentertainer. Een gentleman met een appetijtelijke sixpack. Nou ja, zo kan ik natuurlijk nog wel even doorgaan. Helemaal niks mis mee, vind ik als vrouw zijnde. Tenzij je een man bent en geacht wordt aan deze superman te voldoen. Dat blijkt namelijk niet zomaar voor iedere man te zijn weggelegd. Veel mannen hebben inmiddels dan ook schoon genoeg gekregen van alle verwachtingen en trekken zich steeds vaker terug in hun mannenschulp, de mancave; een plek waar een strikt vrouwenverbod geldt.

En wat er met mannen gebeurt als ze zich weer met elkaar in grotten gaan begeven, laat zich raden. Langzaam maar zeker zie ik het overal om me heen gebeuren. De ‘man der mannen’ staat op. Wilde haren en baarden groeien aan. Wallen en groeven in het gelaat worden demonstratief niet meer weggesmeerd met verzachtende crèmetjes . Mannen nemen het heft in eigen hand; ze maken vanaf nu zelf wel uit wat ze doen. Ze willen weer op vlotten de rivier afzakken, heel veel bier drinken en op jacht gaan. Het met kameraden ongeremd uit kunnen brullen om testosterongestuurde humor. Dobbelen om lieftallige vrouwtjes die ze in hun dromen aan hun enkels het café in trekken. We zijn dus helemaal terug bij af…..de oerman is weer in ons midden.

Hoog tijd voor een serieus vrouwenberaad! Dachten deze mannen nou werkelijk dat geëmancipeerde onafhankelijke vrouwen als wij genoegen gaan nemen met hun evolutie de verkeerde kant op? Uiteindelijk hebben wij het namelijk nog steeds helemaal voor het zeggen. Als wij standvastig bij ons eisenpakket blijven, hebben ze geen andere keus dan tevoorschijn te komen uit hun donkere, stinkende holen. Ze zullen zich weer gaan scheren, met bestek eten en hun boeren leren inhouden. Want zeg nou zelf; we krijgen toch weer massaal hoofdpijn, als déze mannen eenmaal met hun knuppels gaan zwaaien!

dinsdag 11 mei 2010

meisje van 11


Verdwaasd zit ze nu op de bank bij te komen van het festijn dat, om voor mij onduidelijke redenen, ‘slaapfeestje’ heet. 11 jaar is ze geworden. Voor haar verjaardag kreeg ze zowel doosjes playmobiel als diverse beautyartikelen. Van tevoren was ze heel duidelijk geweest; ze wilde geen spelletjes of kinderachtige dingen meer doen op haar feestje. Ook had ze duidelijk haar ideeën uiteengezet over waar kleine zus en grote zus wel of vooral niet bij aanwezig mochten zijn.

En zo geschiedde het. Per ‘limousine’ werden haar vriendinnen een voor een voor de deur afgeleverd. Het feest kon beginnen met taart en cadeautjes. Vervolgens stond er bowlen op het programma. De beheerder van de baan kromp af en toe ineen, als een van de meisjes per abuis de bowlingsport met volleybal verwarde. Ze moedigden elkaar enthousiast aan met hoge gilletjes en nieuwetijdse kreten. Tussen de beurten door werd er wat met de heupen gewiebeld op Nick en Simon. Of werden er haren ingevlochten. Of werden er nieuwe kleren en accessoires van elkaar bewonderd.

Maar na dit actieve intermezzo begon het feest pas echt. De woonkamer werd in mum van tijd omgetoverd tot een achtpersoonsbed, met in het midden een plekje voor de hapjes en de drankjes. De meisjes veranderden zich in nachtprinsesjes, klaar voor de film. Dit jaar geen grappige Disneyfilm meer, natuurlijk. Maar een echte meidenfilm over een twaalfjarige tweeling, alleen op pad in Parijs. Tamelijk onverantwoord overigens, maar dat is mijn mening. Af en toe mocht ik, als moeder zijnde, de ligbioscoop even betreden om de hapjes en de drankjes wat aan te vullen. De film bleek hilarisch, aan de lachsalvo’s te horen.

Daarna moest er natuurlijk uitgebreid gekletst worden. Daar zijn meisjes van 11 goed in. Als de besten zijn ze op de hoogte van de do’s en dont’s op de basisschool. En ze zijn niet bepaald mild in hun oordelen. Je moet natuurlijk wel hip zijn, maar ook weer niet té hip. Dat is beslist not done. Maar een te hippe moeder is helemaal gênant. Jongens komen duidelijk van een andere planeet en betekenen voor deze prepubermeisjes voorlopig nog vooral een bron van ergernis. Tenminste…op een enkeling na dan, die ‘best wel aardig’ is. Tot bijna 3 uur ’s nachts hoor ik het rommelen beneden. Maar dan is alles in rust. Acht dromende meisjes.

De volgende morgen volgt er een uitgebreid ochtendritueel. Wassen, aankleden, haren doen en vooral veel deodorant spuiten. En alle nagels worden gelakt, die ze daarna met een air van echte diva’s weer droog wapperen. Dan schuiven ze, opvallend monter, aan tafel voor het ontbijt. Ze kunnen eten als dijkers, deze meisjes in de groei. Er worden moppen getapt. Sommige op het randje, andere net erover. Want deze meisjes weten echt wel wat ‘doordenken’ is; je weet wel…

Dan is het feestje bijna ten einde. Ze komt naar me toe en fluistert wat in m’n oor. ‘Nee lieverd, ik denk juist dat het heel leuk is om even wat spelletjes te doen’. En als afsluiting doen we dan toch nog stoelendans, twister en snoephappen. Poeh, dat was op de valreep.

zaterdag 8 mei 2010

Stel nu eens dat ik een 'Ingrid' was......


Gisteren lagen er twee aan mij geadresseerde enveloppen van het Centraal Justitieel Incasso Bureau op de mat. Ik was gelijk op mijn hoede, want een bericht uit hun koker voorspelt doorgaans weinig goeds. En zo ook deze keer. Het betrof maar liefst twee bekeuringen voor te hard rijden langs dezelfde flitspaal. Een keer op de heenweg en een keer op de terugweg.

Ik probeerde me de situatie weer voor de geest te halen. Ik was nogal onaangenaam verrast omdat ik eigenlijk helemaal niet zo’n wegpiraat ben. Maar toen ik zag wat de locatie van mijn overtreding was, wist ik het weer. Het betrof een overgangssituatie van buiten de bebouwde kom naar binnen de bebouwde kom. Daar heb je vaak zo’n stukje ‘niemandsland’. Zo’n stuk rijbaan waar het dan nog niet echt noodzakelijk lijkt om gelijk gas terug te nemen tot 50 km per uur. Zeker niet ’s nachts, als de weg verder totaal verlaten is. Maar een flitspaal kent geen pardon. Beetje discutabel toch, of niet? Ik baal er flink van. Twee bonnen met een gezamenlijke waarde van ruim 100 euro. Ik weet wel duizend leukere dingen om mijn geld aan uit te geven.

Stel nu eens dat ik een ‘Ingrid’ was, dan zou ik nu pas écht kwaad zijn. Tenminste, zo stel ik me dat voor. ‘Hebben die smerissen niks beters te doen, laat ze het echte tuig eens gaan vangen. Mij een beetje met bekeuringen bestoken, en die #%*Marokkaantjes overal maar de straat laten terroriseren. Waar zijn ze in godsnaam mee bezig, die lui?’

En als mijn man een ‘Henk’ was, zou hij me hierin volledig ondersteunen. Sterker nog, hij had er waarschijnlijk nog een schepje bovenop gedaan. ‘En wat denk je van al die Oost-Europeanen dan? Die gedogen ze gewoon. En weet je waarom? Nou? Weet je waarom? Omdat die lui gewoon naar huis rijden en nooit niet meer betalen! En daar draaien wij nu voor op! Tuig dat het is!’

Maar ja mijn man is geen Henk. En ik ben geen Ingrid. Dus mijn man zegt : ‘Stom van je. Echt zondegeld’. En ik? Ik weet dat hij gewoon gelijk heeft. Niet meer en niet minder.