woensdag 13 maart 2013

Het laatste avondmaal



Zachtjes sluit ze de deur achter zich. Zij is de laatste, nu komt er niemand meer. Door het raam zie ik nog net hoe ze haar tranen probeert weg te vegen. Lieve trouwe Clara, zacht als ze altijd is in haar oordeel. Haar heb ik nooit kunnen betrappen op de weerzin, de walging, die ik bij de anderen zag tijdens hun sporadische beleefdheidsbezoekjes. Ze bleef komen, hopen, praten. Maar nu is ook zij er eindelijk van doordrongen dat je iemand niet kunt helpen, die niet geholpen wil worden.


Niemand weet hoe verdriet er van binnen uitziet. Ik probeer me er een voorstelling van te maken, ik ben altijd al een beelddenker geweest. Het begon bij mij als een logge stroom zwarte lava die nietsontziend door mijn lichaam vloeide. Vervolgens werd ik belaagd door een leger kwaadaardige trollen, die stuk voor stuk mijn gelukzalige herinneringen aan flarden sloegen. Nu huist er een zeskoppige hongerige draak in mij, die constant gevoed moet worden. Morbide obesitas noemen de artsen het. Mijn draak kreeg zelfs een naam.

Verdriet slijt, zeggen ze. Je moet je leven weer oppakken, vinden ze. Maar zij hebben geen weet van zuivere liefde, die nooit vervaagt. Zo broos was je dat ik soms bang was dat ik je met mijn lompe lichaam zou breken als ik je vasthield. Of dat ik je zou pletten als we behoedzaam vrijden. Jij was nooit bang. Naïef als je was, geloofde je dat jouw onvoorwaardelijke liefde voor het leven sterker was dan de dood. Maar als ik dacht dat je sliep, legde ik toch voorzichtig mijn hand op je borst om me ervan te verzekeren dat je nog ademde.“Ja, ja, ik leef nog steeds, schijterd”, fluisterde je. Uiteindelijk brak je toch. Ik heb je niet kunnen redden. Mijn geloof schoot tekort.

Toen ze binnenkwam, schraapte ik net het laatste beetje hemelse modder uit een bak. “Kijk toch naar jezelf”,huilde Clara. “,Dit is geen leven meer, zo ga je dood”. Ze smeet de sla en de tomaten die ze voor me had meegebracht op de tafel. Vol afschuw keek ze toe hoe ik een volgende bak opende en verder at.”Waarom?”, vroeg ze wanhopig. Zachtjes streelde ik haar hand. “Lieve Claar, probeer het te begrijpen. Dit is mijn crème d’amour. Met elke hap kom ik een stukje dichter bij haar”. Clara trok ruw haar hand weg en schudde woest met haar hoofd. “Nee!”, schreeuwde ze uit. “ Je moet blijven vechten, jij hoort hier, jij leeft!” Hoe kon ik haar ooit duidelijk maken dat wat zij zag slechts het zielloze omhulsel van mijn bestaan was. Ik wist het niet. Dus at ik in stilte verder.

Zachtjes sluit ze de deur achter zich. Zij is de laatste, nu komt er niemand meer. Door het raam zie ik nog net hoe ze haar tranen probeert weg te vegen.


Dit verhaal heb ik geschreven voor de Opium schrijfwedstrijd 2013, Het thema was 'Zwarte bladzijden, gouden randjes'. (verhaal van max. 500 woorden)