vrijdag 23 september 2011

Schandalig rijk


De eerste dikke speelgoedgids heeft onze brievenbus alweer bereikt. Jongste dochter bladert er verlekkerd doorheen. Ze weet inmiddels hoe het zit met de budgettering rond het Sinterklaasfestijn en plaatst iets gematigder dan voorgaande jaren haar kruisjes; X= categorie leuk, XX= categorie superleuk, XXX = categorie superdesuperleuk, XXXX= categorie onmisbaar in een meisjesleven. “Mam, zijn wij eigenlijk rijk?”, vraagt ze me terloops. “Hartstikke rijk!”,antwoord ik. Haar gezicht klaart op. Dit biedt perspectieven. Onvervulde wensen zouden zomaar eens bewaarheid kunnen worden.

Ja, wij zijn rijk. Elke dag kunnen we kiezen wat we willen eten, we hebben een riant dak boven ons hoofd voorzien van schoon stromend water en elektravoorzieningen, wanneer we ziek zijn kunnen we een apèl doen op de dokter, we gaan jaarlijks op vakantie en houden zelfs nog geld over om leuke dingen te doen, te sporten enzovoort. We hebben een auto en allemaal een eigen fiets. En dan hebben we ook nog eens het geluk dat we in goede gezondheid verkeren en het leuk hebben met elkaar. Hoe rijk kun je zijn? Als ik mijn dochter een kleine bloemlezing geef van bovenstaande voorrechten, reageert ze gelaten met “O ja, dát”. Ze had er eerlijk gezegd iets meer van verwacht. Dat is een kenmerk van welvaart; het went.

Mijn kinderen groeien op als welvaartskinderen. Net als ik. Het ontbrak mij aan niets, al dacht ik daar als kind ook wel eens anders over. Mijn ouders brachten op zo’n moment van onvrede altijd fijntjes het lot van ‘de arme kindertjes in Afrika’ onder mijn aandacht. Dat ik daar maar eens aan moest denken in plaats van zo te zeuren. En dat deed ik dan maar, bij tijd en wijlen. Al heb ik ze ook wel verwenst, als ze weer eens massaal kwamen opdraven terwijl ik met een onaangeroerd bord vol spruiten voor mijn neus zat. ‘Stuur die rotspruiten dan op, als ze ze zo graag willen’, dacht ik dan. Zoals zoveel kinderen. Maar mijn opvoeding is in die zin toch redelijk geslaagd. Zelfs nu nog, als iemand zegt ‘honger’ te hebben, moet ik me inhouden om niet irritant belerend te reageren met; ‘Je hebt trek, geen honger’.

Wij behoren tot de financiële middenmoot en in middenmoten zijn we best goed. We dragen leuke kleding, maar niet overal prijkt een labeltje van aanzien op. Op een opgekalefaterd kastje in de woonkamer staat nog steeds een kleine kubusvormige tv, we sjouwen koelkasten van telefoons met ons mee en behelpen ons met sterk verouderde computers en muziekapparatuur. We hanteren namelijk het motto ‘ we vervangen pas iets als het echt stuk is’. Niet stuk te krijgen, die oude rommel. Nergens vind je bij ons design meubelen anders dan van een Zweeds ‘design’gigant aangevuld met wat fraaie opknappertjes en de kunstwerken aan de muur zijn dan wel van enige waarde, maar vooral ook eigendom van de kunstuitleen. Een groot voordeel van zo’n allegaartje is dat het de boeven buiten houdt. Laten we wel wezen, je bent toch echt een loser onder de inbrekers als je met onze inboedel bij een opkoper komt aan zetten.

Maar nu heeft de onheilspellende boodschap van de miljoenennota ons bereikt. Een gezin met drie kinderen en dan ook nog eens middenmoot salarissen,dan heb je miljoenennotatechnisch gezien dit jaar niet echt de hoofdprijs gewonnen. En dat terwijl we juist de economie zo enorm stimuleren door met drie dochters een enorme boost aan koopkracht op de wereld te hebben gezet. Maar we zullen het, net als veel anderen , toch met iets minder moeten zien te rooien. Hoe rijk zijn we eigenlijk nog?

Dan trekken zij weer in een lange stoet aan mijn netvlies voorbij; de arme mensen uit Afrika. Ik heb een redelijk ontwikkeld inlevingsvermogen, toch kan ik me er geen voorstelling maken van hoe erg het moet zijn: De onmacht als je kind echt honger heeft en je niet in staat bent het te voeden. Het verdriet een geliefde te verliezen omdat je de nodige medische hulp niet kunt betalen of omdat het domweg niet voorhanden is. Als je dak bestaat uit een stuk golfplaat, of minder dan dat. Zonder enig vooruitzicht op beter. In vergelijking met hen blijven wij altijd enorm rijk, wat er ook gebeurt. Schandalig rijk zelfs. En binnenkort misschien ietsje minder schandalig.

woensdag 14 september 2011

Hulp in de huishouding


Sinds kort hebben wij een hulp in de huishouding. Of eigenlijk moet ik zeggen een interieurverzorgster. Voorheen deden we het huishouden gewoon zelf. Of niet. Vooral dat laatste eigenlijk. Het begon een steeds groter punt van ergernis te worden. En van rotzooi en viezigheid. We besloten op zoek te gaan naar een deskundige. Na enig rondvragen, kondigde Truus zich aan. Een lot uit de loterij. Truus kan enorm goed poetsen en ze vindt het nog leuk ook. Wat wil je nog meer.

Truus komt op haar brommertje. Gehuld in regenpak, want ‘het zeikt bâkstene’. Net als ik houdt ze ervan een werkklus te beginnen met een bakkie leut. We praten wat over het weer, de kinderen, dorpsnieuwtjes en allerlei lichamelijke ongemakken. Ze kan enorm beeldend vertellen over allerlei ‘operasies’. Na de koffie tijgt Truus fluitend naar boven en ik duik achter mijn laptop. “Moe je ‘s komme kijke!”, klinkt het van boven. Boven aan de trap staat een stralende Truus. “Kijk dân, deze deur hep een soppie gehâd en die nog niet, verschilletje hè?” Vervolgens toont ze me een emmer smoezelig water. “kom allemâl van die ene deur âf”. Een schaamtegevoel bekruipt mij. Tja, wanneer zou die deur zijn laatste beurt gehad hebben, waarschijnlijk 10 jaar geleden, na de verhuizing. Truus gaat weer enthousiast aan het werk en ik stilletjes ook. Regelmatig komt ze een emmertje schoon water halen en mag ik even getuige zijn van de groezelige substanties, die ze ergens boven heeft weggepoetst. Ze hep wel eer an d’r werk, verzekert ze me. Ik vat het maar op als een compliment. “Hè je trouwens een plúmo?”, vraagt ze. Een plumeau…nee, bestaan die dingen nog dan? Jawel hoor, voor een euro bij de Action. Als Truus klaar is, geeft ze me een uitgebreid boodschappenlijstje op. Er mist nogal wat in het schoonmaakkastje. Dan vertrekt ze op haar brommertje naar haar volgende klus. Ik loop verdwaasd rond in huis. Is dit ons huis? Het ruikt zowaar naar fris en citroen, het glimt en blinkt. Truus heeft zich in een keer onmisbaar gemaakt.

Naast haar opgeruimde karakter, haar humor, haar onstuitbare werklust en haar uitgebreide kennis van medische toestanden beschikt Truus over nog meer talenten. Zo heeft ze mijn drie dochters zo ver weten te krijgen dat hun ooit onbegaanbare holen er steeds meer uit gaan zien als gezellige meidenkamers. Dat wat mij nog nooit gelukt is, lukte haar. “Opruime doe ‘k nie hoor, dâ moe je zelf doen. Ik gooi âles gewoon aan de kânt”, bleek al afdoende te zijn. Ik hoef tegenwoordig maar te zeggen ‘Morgen komt Truus’ en ze stuiven naar boven om hun spullen in veiligheid te brengen. Ideaal. Maar ook op mij heeft ze deze uitwerking. Als je huis zo lekker schoon is, is het natuurlijk zonde als je dat niet kunt zien door allerlei rondslingerende rommel. Dus doe ik zowaar mijn best het redelijk ‘netjes’ te houden.

Maar nu is Truus een paar weken op vakânsie. Ze weet niet pesies woar ze heen is, maar je hep er nogal lâs van eb en vloei. Wij zijn een beetje ontredderd. We missen duidelijk iemand die ons opruimmotortje aan zwaait. Een professional. Maar bovenal missen we het leuke mens Truus met haar hilarische verhalen en gezelligheid. Die dan vervolgens in een handomdraai al fluitend de badkamer sopt. Ze heeft me voor ze wegging nog wel op het hart gedrukt de boel een bietje ‘bij’ te houwe, ânders hep je zo wéér een zwijnestâl. Zij kan het weten, dus doen we dat maar. Alleen nooit fluitend.

zondag 11 september 2011

Leugens en slippertjes


Ik herinner me nog goed de beelden op televisie van een zelfverzekerde Clinton die wereldwijd verkondigde; ‘I did nót have sexual relations with that woman, miss Lowinsky'. En ik geloofde hem op zijn woord. Als president van Amerika ben je tenslotte vogelvrij verklaard. Zo’n miss Whatever kan wel van alles beweren. Totdat hij niet meer anders kon dan -ook weer wereldwijd- toegeven dat hij eigenlijk toch wel een verhouding had gehad met Witte Huismedewerkster Monica Lewinsky. Dat hij zo zijn buitenechtelijke pleziertjes had, gaat op zich niemand aan buiten hemzelf, zijn vrouw en Monica Lewinsky. Geen lands- of wereldbelang is hierdoor geschaad. Maar wel het feit dat hij, als president van Amerika, werkelijk heeft gedacht dat hij het gebeuren gewoon onder de tafel zou kunnen vegen en er zo mee weg zou komen. Gewoon door het publiekelijk te ontkennen. Hoe naïef kun je zijn? Of was het soms een opportunistisch staaltje machtsvertoon? Dat mensen met macht zich een stuk zelfverzekerder voelen, is uit diverse onderzoeken wel gebleken. Maar bij sommigen gaat dat verder. Zij voelen zich daardoor onaantastbaar; wie maakt mij wat? Mijns inziens liep Clinton de grootste imagoschade op door zijn bewuste leugens en misleiding. Een onschuldig slippertje zien we heus wel door de vingers. Ook van de president.

Eens in de zoveel tijd worden we geconfronteerd met een in opspraak geraakte coryfee. Zo hadden we onlangs nog de Strauss-Kahn affaire. Het zag er in eerste instantie nogal benard voor hem uit, hij werd tenslotte verdacht van het verkrachten van een kamermeisje. Dat is geen sinecure. Maar hij is al weer vrijgesproken. Een kwestie van een misverstandje; hij had namelijk wel seks met haar, maar –dat was ze in alle consternatie vast even vergeten- zij wilde dat ook net zo graag met hem. Zegt hij. Dacht hij? Verwachtte hij? Wie zal het zeggen. Of het recht hier daadwerkelijk zegevierde, daar durf ik mijn hand niet voor in het vuur te steken. In staat zijn een excellente advocaat te kunnen betalen, leverde hem in ieder geval in deze geen windeieren op. En kamermeisjes zal hij voorlopig wel even van zijn menu hebben geschrapt. Maar ik denk ook aan rechters die in het bezit blijken te zijn van kinderporno, topambtenaren die in verband worden gebracht met ontuchtzaken, bankdirecteuren die vooral zichzelf rijkelijk voor hun inzet belonen, burgervaders en – moeders met extravagante declaratiedriften, politici met opgewaardeerde CV’s en gemeenteraadsleden die niet vies zijn van onderhandse zaakjes. Activiteiten die in ieder geval de integriteit van de betreffende persoon op z’n zachtst gezegd weinig goed doen. En toch denken ze blijkbaar dat ze er gewoon mee weg kunnen komen, terwijl ze zich in een positie bevinden waarbij alle schijnwerpers op hen gericht zijn! Wat is dat toch? Zijn ze werkelijk zo naïef te geloven dat hun misstappen niet ontdekt zullen worden of wanen ze zich Goden, voor wie alles gepermitteerd lijkt? Als ze vervolgens toch aan de schandpaal genageld worden, komt het hele circus los van resolute ontkenningen, dubieuze relativeringen en het opwerpen van vermeende hetzes. Een beschamend schouwspel. Totdat de belastende bewijzen geleverd zijn. Dan pas valt het doek en komt de hoogmoed ongenadig ten val.

Nee, doe mij dan maar types als de Belgische burgemeester Ilse Uyttensprot. Zij werd onlangs in verlegenheid gebracht door het opduiken van een seksfilmpje. In het filmpje is te zien hoe zij op een toren de liefde bedrijft met haar toenmalige vriend. De burgemeester bevestigde direct dat het inderdaad om haar gaat, dat ze zich er niet voor schaamt en ze benadrukte stellig dat het om een privékwestie gaat. ‘Et alors?’, vroeg ze vervolgens nuchter. De gemeenteraad van Aalst heeft besloten het vertrouwen in de burgemeester te behouden. En terecht.