maandag 21 november 2011

Me, myself and I


Iedereen schijnt wel ergens op de wereld een heuse dubbelganger te hebben. Op zich is dat gegeven wetenschappelijk gezien niet zo opzienbarend, als je feitelijk het aantal van 7 miljard mensen dat momenteel op deze aarde huist, afzet tegen het aantal mogelijke verschillende combinaties van genetische structuur. Maar behalve het feit dat dit bepaald geen recht doet aan ons gevoel als mens ‘uniek’ te zijn, schept het ook de nodige verwarring. Zo is Jezus van Nazareth onlangs nog gesignaleerd in Australië en schijnen Kennedy en Elvis nog steeds alive and kicking te zijn. De erfenis van Sadam Hoessein bestaat uit een heel leger aan klonen en van elke nationale ster kun je voor een habbekrats ‘wannabees’ inhuren op je feestje. Wie merkt tenslotte nog het verschil na wat drankjes?

Ook ik moet leren leven met de wetenschap dat ik alles behalve zeldzaam ben in mijn soort. Integendeel zelfs. Ik wil nog net niet zo ver gaan dat ik in het gezelschap van een scala aan blauwdrukken door het leven ga, maar enige vorm van inwisselbaarheid neem ik toch wel waar.

Om te beginnen is mijn naam weinig uniek. Al googlend kom ik pagina’s vol activiteiten van naamgenoten tegen. Ze introduceren zich enthousiast onder mijn naam op hyves, facebook en via twitter. Stuk voor stuk leuke dames hoor, maar ik ben het niet. Als ik met alle eer en roem zou strijken die ik inmiddels op mijn naam heb staan, dan zou ik afgestudeerd en gepromoveerd zijn op zoveel verschillende terreinen, dat ik me minstens tot de 5% intelligentste inwoners van de lage landen zou mogen rekenen. Best een acceptabel profiel. Aan de andere kant zou ik nu dan ook de gelukkige moeder zijn van zo’n 35 kinderen en dat is misschien wel weer een beetje druk naast al die studies en ambities.

Maar met mijn fysieke lay-out zijn de hogere machten wel héél erg royaal geweest. Op de meest uiteenlopende plekken word ik herkend, of moet ik op zijn minst wel de ‘zus/nicht zijn van..’. Ontkennen heeft geen zin, ze geloven me domweg niet. Daarnaast word ik zelf gesignaleerd op locaties waarvan ik zelfs het bestaan niet weet. Mannen en vrouwen doen dingen met mij, terwijl ik er zelf niet bij ben. Laat staan dat ik enige vorm van inspraak heb. Tezamen met mijn dubbelgangers leid ik zo een vrij turbulent leven.

Soms doe ik er mijn voordeel mee. Bijvoorbeeld als ik de trainer van mijn hardloopclub laat weten dat ik ook vandaag niet aanwezig zal zijn. Ik verzuim hem hierbij te vertellen dat ik niet zijn sterloopster ben (mijn-fanatieke-dubbelgangster-met-een-o-zo-hardnekkige-voetblessure), maar juist die andere (die-met-een-o-zo-hardnekkig-gebrek-aan-intrinsieke-motivatie). Zijn steunbetuigingen zijn dan ook hartverwarmend. En wanneer een wildvreemde mij op straat aanspreekt over dat mooie artikel -met foto- in de krant, doe ik ook niet al te hard mijn best om een en ander te ontkrachten. Waarom zou ik hem teleurstellen? Wat niet weet, wat niet deert.

Ik sta er dus bepaald niet alleen voor in het leven. Overal en altijd kun je mij/ons tegenkomen. Voor wie er toch zeker van wil zijn dat ie echt met mij te doen heeft; ik ben te herkennen aan mijn uiterst charmante, altijd goedlachse, ultra-energieke, perfect geproportioneerde, zeer vriendelijke en sprankelende verschijning. Alle andere varianten betreffen look-a-likes.

zondag 6 november 2011

Betrokken ouders.....?!


Vroeger behoorden leerkrachten tot de geleerden en notabelen van het dorp/de stad. Je werd niet geacht in twijfel te trekken wat zij zoal beweerden. Ze hadden namelijk altijd gelijk. Net als de burgemeester, de dominee en de wijkagent. Alleen de koningin genoot nog meer aanzien. Het inzicht dat zelfs leerkrachten niet ‘onfeilbaar’ waren, kwam zo’n beetje in de jaren ‘60. Ouders werden kritischer ten aanzien van het onderwijs en kregen steeds meer inspraak. Scholen hebben in de loop der tijd massaal hun deuren voor ouders geopend. De mening van ouders doet er toe, leerkrachten kunnen niet om hen heen. En terecht. Het gaat tenslotte om hun kinderen. Ouders anno 2011 tonen zich over het algemeen betrokken bij het wel en wee van hun kroost. Maar nou heb je natuurlijk betrokkenheid en be-trok-ken-heid…

Ik kan me nog goed herinneren dat mijn ouders meerdere gesprekken voerden met mijn juf uit de eerste klas, omdat ik, als onverbeterlijke linkshandige, van haar steevast rechts moest leren schrijven. Uiteindelijk, mede door de bemoeienissen van het schoolhoofd, mocht ik dan toch links blijven schrijven. Mijn ouders waren er blij om, maar als kind vond ik het nogal een gênant gebeuren om zomaar tegen de juf in gaan. Juf vond dat trouwens ook, liet ze me regelmatig fijntjes merken. Verder bemoeiden mijn ouders zich eigenlijk nooit echt met school, anders dan dat ze trouw op de rapportbesprekingen verschenen. Zelfs niet toen ik op de lagere school regelmatig moest nablijven, omdat ik wel eens bij een juf thuis ‘belletje lelde’. Ik vond persoonlijk dat zij niet naar behoren privé en school wist te scheiden. Mijn ouders waren echter niet te overtuigen van mijn gelijk. Of later, op de middelbare school, over de leraar wiskunde, waarvan ik toch echt zeker wist dat hij ‘de pik op mij had'. Dan had ik me daar vast en zeker naar gedragen. En daarmee was de kous af. Voor hen dan.

Laatst bezocht ik, als betrokken ouder, een mentoravond van mijn middelste dochter. Ze zit nu in de brugklas en is onlangs op brugklaskamp geweest. De mentor was benieuwd hoe de leerlingen het schoolkamp hadden ervaren. Mijn dochter was vermoeid, maar stralend thuisgekomen. Haar verhaal was doorspekt met ‘lachen’, ‘chill’ en ‘cool’, dus dat zat wel goed. Ik bracht deze boodschap, zij het in iets andere bewoordingen, aan de mentor over. Maar er bleken ook andere meningen toegedaan te zijn. “Mijn dochter vond het heel saai. Ze is namelijk gewend van andere kampen dat er ook een nachtprogramma is. Je zou toch bij een brugklaskamp mogen verwachten dat ze niet om 11 uur al naar bed hoeven. Het zijn toch geen kleuters!”, vertolkte de vader van M. haarfijn de mening van zijn dochter. “Mijn zoon heeft honger geleden. Ze mochten van jullie niet veel snoep meenemen, maar hij is in de groei en heeft meer nodig dan dat hij bij jullie kreeg”, zei de moeder van S. verwijtend. Toen de mentor aangaf dat er, naast drie maaltijden en twee tussendoortjes per dag, alle dagen een goedgevulde mand met allerhande fruit tot de beschikking van de kinderen stond, sputterde ze nog even na; “Ja oké, maar hij lust niet alles. Geen fruit in ieder geval”. En zo nog meer van dit al. Ik begon inmiddels een beetje last te krijgen van plaatsvervangende schaamte. De mentor had blijkbaar ervaring met dit soort gekwezel, handig en respectvol wist hij over te gaan tot de volgende punten op de agenda. Ook daar hadden ‘we’, uiterst betrokken bij onze bloedjes, het een en ander over te melden. “Mijn dochter moet gelijk een telaatbriefje halen als ze maar net een paar minuutjes te laat is, waarom hoeven de leraren dat niet als ze te laat zijn?” “De leraar geschiedenis heeft paragraaf 3 niet goed uitgelegd, daardoor heeft mijn zoon de vraag niet goed kunnen maken op het proefwerk. Nu heeft hij buiten zijn schuld om een onvoldoende gehaald”. “Mijn zoon klaagt er over dat……” Mijn dochter is het er niet mee eens dat……..” Enz. Enz. Gelukkig waren er ook nog wat ter zake doende en positievere geluiden, die de mentor dan ook dankbaar aangreep om de avond nog redelijk ontspannen te kunnen afsluiten. “Tjonge, wat een ontzéttend betrokken ouders”, moet hij achteraf gedacht hebben.

Onderweg naar huis vroeg ik me af of ik me als ouder eigenlijk wel betrokken genoeg had getoond. Dan had ik toch ook een ‘kritische geluid’ moeten laten horen, in plaats van alleen maar te kwelen dat ik blij ben te ervaren dat het goed gaat met mijn dochter op school? Eenmaal thuisgekomen onderwierp ik mijn dochter dan ook gelijk aan een serieus diepte-interview, met als schokkende uitkomst; geschiedenis en latijn zijn zo ontzettend saaaaaaai; bij nederlands kreeg ze vorige week gelijk een waarschuwing terwijl ze alleen maar even gezellig met haar vriendinnen kletste; haar kluisje is op een onhandige plek; drama is wel superleuk maar op een rottijd; bij gymnastiek moet ze veel te lang rennen, verplicht een kinderachtige paardenstaart in en een heel dom broekje en T-shirt aan en heeft ze na afloop maar 10 minuten de tijd om te douchen én haar haar weer goed te doen; bij frans krijgt ze veel te veel huiswerk op; de snoep- en frisdrankautomaat is al de hele week stuk en de pauzes zijn veeeeel te kort. Als ik dát toch allemaal van tevoren geweten had……